Stefan Zweig reisde op 19 maart 1914 naar Parijs, in zijn dagboek noemt hij meerdere malen zijn geliefde Marcelle. Hij nam zijn intrek in het hem vertrouwde Hotel Beaujolais Quartier.
Friderike schrijft naar Parijs:
Baden bij Wenen, 27 maart 1914,
Mijn beste,
Op het moment dat ik je schrijf komt de zon achter de grauwe, verwaaide wolken tevoorschijn. […] Mijn lief, merk je dat ik blij ben? Gisteren heb ik de strijd beslecht, de volmachten zijn naar de advocaat gestuurd. […] Ik voel mij zo licht en gelukzalig dat ik zou kunnen huilen. Ik wilde dat ik bij je was en deze uren met je kon delen, de eerste uren van….(ik wil het woord niet noemen). Lieveling, het is alsof er een jonge vogel in me geboren is, eén met witte veren en vleugels die in mijn borst aan het zingen is. Mijn hele lichaam kent mijn nieuwe situatie. Liefste, ik wil je vandaag niets anders zeggen dan dit: ik voel mij sterk en zwak tegelijk, moe en popelend een nieuw leven te beginnen. Ik ken dit gevoel alleen uit de uren na de geboorte van mijn kinderen en van de tijd waarin wij elkaar beter leerden kennen.
Ik wilde graag, je begrijpt het, dat ik het uit kon stralen.Ik kus je trillend, jouw lam.