8 december 1912

Stefan Zweig en Friderike von Winternitz waren eind november in Lübeck en brachten daar voor het eerst samen de nacht door. Begin december 1912 is Stefan Zweig in München om de première van zijn toneelstuk “Das Haus am Meer” bij te wonen. Friderike von Winternitz wilde hem kennelijk nareizen, maar bleef uiteindelijk toch thuis.

Zondagmorgen vroeg, Wenen-Döbling 8 december 1912

Mijn beste,
Ik was gisteren bijna toch nog in jouw buurt geweest. Ik heb mij helaas te laat gerealiseerd dat je eenvoudig zo’n verlangen in werkelijkheid kunt omzetten als je het maar heftig genoeg wenst. Het zou ook mogelijk geweest zijn, maar mijn gedachten waren te traag en hun tekortkoming was alleen met de Orient-Express goed te maken geweest. […]

Dat wat ik hier te zeggen heb, liefste, zal je misschien verbazen en je zal het niet in overeenstemming kunnen brengen met het onvolledige beeld dat ik jou van mij gaf. Er gebeuren zulke merkwaardige dingen in het leven van een vrouw. Het zal jullie mannen dan ook niet meevallen ze te kunnen ontknopen. Jullie oordelen te snel en altijd vanuit de optelsom van jullie eigen ervaringen, maar toch is er weer veel nieuw en anders. […]

Ik zie je zo warm voor mij, zie je met al de tedere hoogachting die ik voor je voel, mijn moeilijk in te tomen wensen als wilde paarden die de oneindigheid in willen stormen. Als je dit ooit begrijpt zal je niets van mij hoeven te vrezen. Voor geluk en leed die ik van jou kan krijgen sta ik gelukzalig open. Je hoeft mij nooit te ontzien. Ik ben sterk. […]

Fri Maria

Comments are closed.