Archives for admin

ONS BEZOEK AAN HET WENEN VAN STEFAN ZWEIG – Deel IV

In deze laatste impressie van onze belevenissen begin september bij de Tagung van het Internationale Stefan Zweig Gesellschaft in Wenen staan we stil bij een concert dat voor ons werd gegeven in de beroemde Eroica zaal van het Lobkowitz paleis. In het Wenen van Beethoven streden de oude adellijke families om de eer een werk van de grote meester in hun paleis te mogen uitvoeren. Bij ons hebben de Lobkowitzen gewonnen. Wij hoorden een uitvoering in kleine bezetting van Beethoven’s Eroica symphonie in een bewerking van Johann Hummel.

 

image2-18

Aan het einde van onze slotmiddag in Wenen zwierven we als afscheid door de stad en stonden plotsklaps tegenover het beroemde Hundertwasser wooncomplex. Deze controversiële architect bouwde al in 1986 duurzaam, kleurrijk, zonder kunststoffen en zonder rechte contouren.
In de loop der tijden zijn de kleuren wat vervaald, maar middenin de uitgestrekte woonwijken blijft de aanblik verrassend en spectaculair.
image3-21

ONS BEZOEK AAN HET WENEN VAN STEFAN ZWEIG – deel III

In de komende weken stippen wij een aantal onderwerpen aan die begin september bij de Tagung van het Internationale Stefan Zweig Gesellschaft in Wenen aan de orde kwamen.


KENNST DU DAS LAND WO DIE ZITRONEN BLÜHEN

Alessandro Misciasci kunnen we intussen wel de huispianist van het Internationale Stefan Zweig Gesellschaft noemen. Hij nam de sopraan Bettina Schweiger mee en samen brachten zij in de Eroica Saal van het Palais Lobkowitz vier versies van het Goethe lied “ Kennst Du das Land, wo die Zitronen blüh’n” ten gehore. Versies van Beethoven, Schubert, Schumann en Wolf.
Ongewild ga je luisteren en denken over de versie die jou het meest aanspreekt als vertoning van dit bekende gedicht. Je zal nooit weten welke invloed de kleurrijke en prachtig klinkende zaal had of de wijze waarop Bettina Schweiger zong, maar velen vonden de compositie van de Oostenrijker Hugo Wolf het mooist aansluiten bij de Weense sfeer.

image2-18

DE RIJKDOM VAN DE OOSTENRIJKSE LITERATUUR IN BEELD
Pas kort geleden opende het Literaturmuseum van de Oostenrijkse Nationale Bibliotheek haar poorten. In een oorspronkelijk Habsburgs gebouw waar ook de dichter Franz Grillparzer woonde. Een smaakvol ingericht gebouw waar de rijke Oostenrijkse literatuurgeschiedenis speels en op zeer informatieve wijze wordt getoond.
Vanzelfsprekend wordt ook aandacht gegeven aan het bekende en aansprekende voorbeeld van groepsfanatisme uit de tijd van Stefan Zweig: het in brandsteken door een volksmenigte van het Paleis van Justitie in 1927 in Wenen gevolgd door het doodschieten van vele demonstranten door de politie. Elias Canetti en Karl Kraus schreven boeiend en indringend over hun ervaringen op die dag. Kraus verspreidde plakkaten waarop hij de kop van de politiecommandant opeiste.
image3-21

ONS BEZOEK AAN HET WENEN VAN STEFAN ZWEIG

In de komende weken stippen wij een aantal onderwerpen aan die in Wenen aan de orde kwamen.

MEEST GEWAARDEERD, MEEST GEHAAT
In het pas geopende literatuurmuseum in de Johannesgasse in Wenen sprak Dr. Arnhilt Höfle op een inspirerende wijze over Stefan Zweig als de meest gewaardeerde en tegelijkertijd meest gehate schrijver van de vorige eeuw. Zij onderzocht, nadat ze daartoe Manderijn geleerd had, in China de oorzaken van de huidige overweldigende populariteit van Zweig in China. Haar Engelstalige proefschrift zal dit jaar worden gepubliceerd.
Meer over haar, haar studies en inzichten kunt u lezen in haar blog: arnhilthoefle.wordpress.com
image2-18

HOE ZWEIG’S JEUGD VERREGENDE…
Het was heet en broeierig in Wenen. Maar desondanks keek iedereen uit naar de rondwandeling van een uur langs de plekken waar Zweig heeft gewoond in Wenen. Kort nadat wij het gebouw hadden gezien waar hij als student een tijdlang woonde (zie foto) ging het een uur lang fors regenen. De stad en wij fristen op. Het werd wel een heel korte rondleiding.
image4-23

Stefan Zweig en Emile Verhaeren

Door: Bart De Groote
100 jaar na de sterfdag van de Belgische dichter
verhaerenzweig
De twee vrienden gezien door Frans Masereel.
Links: Emile Verhaeren. 1921. Houtsnede.
Rechts: Stefan Zweig. 1926. Oost-Indische inkt.

In 1916 stierf de grote Belgische dichter Emile Verhaeren. Zijn overlijden wordt herdacht met tentoonstellingen, hommages en andere activiteiten in België.

Alhoewel Verhaeren in het Antwerpse Sint-Amands opgroeide en een kind was van een Vlaamse moeder en een Brusselse vader, schreef hij in het Frans. In de negentiende eeuw was dat  een gewone zaak bij de Vlaamse burgerij. Stefan Zweig was een grote bewonderaar van de dichter. In De wereld van gisteren schreef hij dat  Emile Verhaeren meer dan wie ook de sterke artistieke ontwikkeling in België belichaamde. Hij vond dat de dichter voor Europa betekende, wat Walt Whitman voor Amerika was:  hij omarmde de moderniteit en probeerde die te veroveren voor de poëzie.  Zweig las vooral zijn grote, stromende hymnen graag.

Zweig was nog jong toen hij in contact kwam met de grote woordkunstenaar. Hij vertaalde de poëzie van Verhaeren in het Duits en organiseerde een lezingenreeks voor de dichter in Duitsland. Hij ging zijn idool meermaals bezoeken in Le Caillou qui bique, het gehucht in Henegouwen waar Verhaeren vaak verbleef. Ze werkten er samen en maakten er plannen. Zweig schreef in 1910 ook een biografie van de man die toen de grootste kanshebber op de Nobelprijs voor Literatuur was; de prijs ging in 1911 verrassend naar een andere Franstalige Vlaming: Maurice Maeterlinck. Dit was de enige keer dat een Belg de Nobelprijs voor Literatuur won.

Met de Grote Oorlog kwam er evenwel een kink in de kabel tussen beide literaire grootheden.  Hun landen kwamen immers tegenover elkaar te staan. De twee kozen elk, volgens de andere toch, te fanatiek partij voor hun eigen land. Vooral het oorlogsgedicht La Belgique sanglante  (Bloedend België)zette kwaad bloed bij Zweig.  Daarin beschreef Verhaeren de wreedheden, de verminkingen die de vijand zelfs met kinderen zou hebben begaan: bij gesneuvelde Duitse soldaten zouden vaak twee gruwelijk afgesneden kindervoetjes in de zakken zijn gevonden. Toen dat gedicht in november 1914 in de Duitse pers verscheen, was Zweig de wanhoop nabij.  Verhaeren, zijn grote vriend en idool, had het meest waanzinnige en afschuwelijke gedicht geschreven dat hij  zich kon voorstellen.  Zweig wist niet of hij de moed zou hebben Verhaeren te spreken over die jammerlijke leugens. Twee  jaar hadden ze geen contact, via gemeenschappelijke  vrienden en vooral via de pers bestookten ze elkaar. Zo zei Verhaeren in een interview dat hij zijn vroegere Duitstalige vrienden nu verafschuwde.

Via bemiddeling van diezelfde vrienden , waarbij vooral Romain Rolland een grote rol speelde, kwam er in 1916 een einde aan de ruzie tussen beiden: Verhaeren schreef hem, Zweig leek opgelucht. Enkele maanden later verongelukte de Belg in het station van Rouen.
Tot grote spijt van Zweig hadden ze de ruzie nooit kunnen uitpraten.

Film over het leven van Stefan Zweig

In Die Zeit van 1 juni jl. vonden wij een recensie over een nieuwe film die de laatste jaren van het leven van Stefan Zweig tot onderwerp heeft. Een interview met de filmmaakster Maria Schrader is ook opgenomen.

Vor der Morgenröte”:Brandrodung auf der Seele
Stefan Zweig floh nach Brasilien ins Exil und verzweifelte. Ein Film zeigt diese letzte Lebensphase des Schriftstellers virtuos, ohne Protz und falsche Patina.
Von Andreas Busche

image1-16

Josef Hader (l.) als Stefan Zweig und Aenne Schwarz als Lotte Zweig in einer Szene aus dem Film “Vor der Morgenröte” © X-Verleih /dpa

Die Frage ist einfach, doch die Antwort gestaltet sich kompliziert. Ob er ein Statement abgeben könne zur Situation in Deutschland, nachdem die Nationalsozialisten gerade die Wehrpflicht auf zwei Jahre erhöht haben. Der Mann blickt gequält – nicht etwa, weil er keine Meinung zur gefährlichen Entwicklung in Deutschland hätte. Aber er sei Schriftsteller, kein Politiker, entgegnet er dem Fragesteller. Er könne Werke von politischer Bedeutung schaffen, sich aber nicht auf das Niveau jener herunterbegeben, die seine Sprache für ihre menschenverachtenden Parolen missbrauchen.
Die anwesenden Journalisten auf dem PEN-Kongress in Buenos Aires 1936 reagieren mit Unverständnis auf die Aussage Stefan Zweigs. Der Österreicher zählt zu den erfolgreichsten deutschsprachigen Autoren, also erwartet die Weltöffentlichkeit von dem jüdischen Intellektuellen eine klare Stellungnahme. Doch Zweig lässt sich zu keiner Verurteilung des Hitler-Regimes hinreißen. Für den überzeugten Pazifisten ist die Situation ohnehin unerträglich: Hilflos muss Zweig aus dem Exil mitansehen, wie die Errungenschaften der westlichen Zivilisation unter dem Einfluss der Nationalsozialisten dem Untergang geweiht sind. Aber sein Schweigen, erklärt er einem Journalisten unter vier Augen, entspringt einer inneren Überzeugung: “Jede Widerstandsgeste, die kein Risiko in sich birgt und keine Wirkung hat, ist nichts als geltungssüchtig.”

“Zweig liebte das Reisen und Neuentdecken wie kein anderer – bis zu dem Moment, an dem er es musste”

Maria Schrader im Gespräch mit ZEIT ONLINE
Maria Schraders Film Vor der Morgenröte über die letzten Lebensjahre Stefan Zweigs ist weniger ein Biopic im strengen Sinne als die psychologische Studie eines Mannes, dessen humanistisches Weltbild von den politischen Ereignissen eingeholt wird. Man müsse eine Zeitschrift mit jüdischen Autoren herausgeben, schlägt er einem Kollegen vor, um den Mythos der arischen Überlegenheit zu widerlegen. Der Intellektuelle kann nicht anders, als dem irrationalen Hass mit Humanismus zu begegnen. Er verteidigt seine “Inseln der Unabhängigkeit”, wie es im Film einmal heißt, obwohl sich längst abzeichnet, dass auch diese Inseln zu verschwinden drohen. Zweig muss über London und New York nach Brasilien fliehen. Tausende Kilometer von seiner Heimat entfernt befindet er sich zwar in Sicherheit, doch seine privilegierte Situation löst in ihm Schuldgefühle aus. Jeden Tag erreichen ihn ein Dutzend Hilfsgesuche von Freunden und Kollegen, die auf seine Fürsprache hoffen, damit sie ebenfalls im Ausland ein neues Leben beginnen können.

Kino – “Vor der Morgenröte”
Maria Schrader findet in ihrer zweiten Regiearbeit ruhige, psychologisch aufgeräumte Bilder für diese inneren Konflikte. Aus sechs Kapiteln besteht ihr Film. Sechs Stationen im Leben Stefan Zweigs über einen Zeitraum von sechs Jahren, die diskret die Frage umkreisen, warum er und seine zweite Ehefrau Lotte sich am 23. Februar 1942 im brasilianischen Petrópolis das Leben nahmen. Zweig neigte zwar zu Depressionen, auch seine Romane waren von einer sanften Melancholie durchzogen. Doch Schrader interessiert sich in erster Linie für die Exil-Erfahrung, die den Schriftsteller in seinen letzten Lebensjahren in eine tiefe Verzweiflung stürzte.
Zweig suchte die Einsamkeit des Schreibens. Er lebte in Brasilien, dem “Land der Zukunft”, an das er im Exil eine literarische Liebeserklärungverfasst hatte, nicht allein, aber er blickte stets in den Abgrund der europäischen Katastrophe. Während eines Ausflugs zu den Zuckerrohrplantagen im Norden Brasiliens schaut er einmal versonnen aus dem Autofenster, sodass sich auf seinem Gesicht die Reflexionen einer Brandrodung abzeichnen. Um dieses Verhältnis von innen und außen, um die traumatische Erfahrung des Exils, die Bilder der Verwüstung auf die Seele des Menschen projiziert, geht es in Vor der Morgenröte.

Mit Josef Hader hat Maria Schrader eine kongeniale Projektionsfläche für diesen Konflikt gefunden. Die ungewöhnliche Wahl erweist sich als Glücksfall, weil die Notwendigkeit, alle Erwartungen an einen Hader-Auftritt zu unterlaufen, eine auf hochgradig kontrollierte Weise von sich selbst entfremdete Performance ermöglicht, die in ihrer subtilen Psychologie ähnlich offen und leerstellenhaft bleibt wie die Bilder von Kameramann Wolfgang Thaler. Im vertrauten Zusammenspiel zwischen Hader und Thaler, dem permanenten Austarieren von Nähe und Distanz, liegt das emotionale Zentrum von Vor der Morgenröte. Es verleiht dem Film auch seine berührendsten Momente. Eine Blaskapelle spielt beim Empfang in einem brasilianischen Dorf eine schiefe Version von An der schönen blauen Donau, wobei Zweig fast unmerklich eine einzelne Träne über die Wange läuft. Oder das Gespräch mit dem Berliner Journalisten Ernst Feder auf der Terrasse von Feders Domizil in Petrópolis: Wieder schweift Zweigs unergründlicher Blick in die Ferne, wo er im brasilianischen Urwald ein Stück Heimat zu erkennen glaubt. Der Blick nach vorne hat etwas Tröstliches, er lenkt ab von den Seelenqualen.

Maria Schrader inszeniert diese Form von Geschichtskino mit bravouröser Eleganz. Vor der Morgenröte ist in erzählerischer (das Drehbuch schrieb sie zusammen mit Jan Schomburg) und filmischer Hinsicht ein Triumph. Nie sind die Bilder – ein Kardinalfehler des deutschen Kinos – mit unnötiger Geschichtspatina behaftet, Thalers Kamerafahrten sorgen zudem für einen unaufdringlichen, fast zeitlosen Rhythmus. Seinen dokumentarischen Naturalismus hat er in jahrelanger Zusammenarbeit mit Ulrich Seidl erlernt und verfeinert. Vor der Morgenröte kommt diese Arbeitsweise zugute, weil sie Raum lässt, um den Widersprüchen Zweigs Geltung zu verschaffen. Die erzählerischen Ellipsen, auch aufgrund der Zeitsprünge zwischen den Episoden, zielen auf kein fertiges Bild von Stefan Zweig ab. Sein Seelenleben bleibt immer äußerlich. Dieser Respekt vor dem Menschen Zweig zeigt sich am besten in der eindrucksvollen Schlusseinstellung, in der der Tod gegenwärtig ist, aber ins Off verbannt durch eine Spiegelachse, die auch den filmischen Raum hinter der Kamera miteinbezieht. Es ist eine virtuose Szene, ohne mit Virtuosität zu protzen. Sie wirkt menschlich und bescheiden, wie das Werk Stefan Zweigs.

ANDREAS BUSCHE
hat schon 2002 mit dem Goethe-Institut das deutsche Filmfestival in San Francisco organisiert und für das niederländische Filmmuseum alte Filme restauriert. Er schreibt unter anderem für dietaz, den Freitag, den Rolling Stone und die konkret, die Bezeichnung “Filmjournalist” versucht er trotzdem zu vermeiden.

Een boze brief over ‘The Impossible Exile’

Tijdens mijn verblijf in Salzburg in de afgelopen weken sprak ik een goede bekende en tevens Stefan Zweig kenner, de heer Dr. Gerhard Aschenbrenner. Dr. Aschenbrenner heeft lang in het buitenland gewerkt en is na zijn pensionering teruggekeerd op zijn thuisbasis Salzburg. Momenteel bekleedt hij een bestuursfunctie in het Internationale Stefan Zweig Gesellschaft.
In het gesprek liet ik mij ontvallen dat ik ‘The impossible exile’, de biografie van George Prochnik over Stefan Zweig, in zekere zin een verademing vind in vergelijking met de meeste traditionele, gedegen, wat droge Duitstalige biografieën. Hij keek mij licht verbijsterd aan en schreef mij een brief (vertaling in het Nederlands is, met zijn goedvinden, van mij). Dirk Jansen

image1-16

DE BRIEF VAN DR. ASCHENBRENNER:

The Impossible Exile
Stefan Zweig aan het einde van de wereld

De ondertitel van het boek suggereert dat het de laatste jaren of zelfs maanden beschrijft van Stefan Zweig, voordat hij samen met zijn tweede vrouw Lotte zelfmoord pleegt in Brazilië.
Maar doet hij dat ook op een behoorlijke, passende wijze?
Op een manier die recht doet aan Stefan Zweig?

Op pagina 6 beschrijft hij SZ als:

“een welgestelde Oostenrijkse burger, rusteloos zwervende Jood, grenzeloos bekende schrijver, onvermoeibare pleitbezorger van pan-Europees humanisme, mateloze netwerker, onberispelijke gastheer, huismus op het hysterische af, nobele pacifist, goedkope populist, teergevoelig gevoelsmens, hondenliefhebber, kattenhater, boekenverzamelaar, drager van krokodillenlerenschoenen, dandy, depressief, enthousiaste cafébezoeker, verwant met eenzame zielen, vrouwenliefhebber bij gelegenheid, mannenlonker, verdacht van exhibitionisme, veroordeeld fantast, onderdanig naar de machthebbers, kampioen van de machtelozen, uitgesproken lafaard ten opzichte van de aftakeling van de ouderdom, onaangedaan stoïcijns ten opzichte van de dood”

En dit alles zonder enig vraagteken.

Ik heb een ander beeld in mijn hoofd, gekregen van mijn vader die Stefan Zweig in Salzburg kende: een heel vriendelijk, zachtmoedig, nobel mens.
Dit is alles dat ik hierover wil zeggen.

Ik heb nog een kwestie: het lijkt mij al zeer twijfelachtig om de ware redenen achter een zelfmoord te willen ontwarren, het komt mij nog speculatiever, zelfs onbehoorlijk voor om te willen wroeten in de laatste aarzelingen die Lotte Zweig op haar doodsbed had, gebaseerd op de foto’s die achteraf gemaakt zijn (bladzijde 348). Des te meer na het lezen van Alberto Dines’ boek waarin hij uitlegt dat de positie van de voorwerpen door de politie is veranderd.

Onzorgvuldigheden als Herman Hesse in plaats van Hermann, Günther Anders wordt Gustav en Hermann Broch moet uit Stanford komen reizen om SZ’s feestje in New York te bezoeken, terwijl hij in NY woont, laat ik verder rusten.

Mijn grootste bezwaar tegen dit boek is het misbruik dat de schrijver maakt van Stefan Zweig om aandacht te kunnen besteden aan de ballingschap van zijn eigen familie, waaraan het grootste deel van het boek dan ook is besteed. Wat heeft SZ in vredesnaam te maken met de wilde avonturen van tante Alice (blz. 16-18), hoe grappig deze (en zijzelf) ook geweest mogen zijn. Ik weet waarover ik het heb, want ik ken Alice.

De kaft van het boek, een collage van puzzelstukjes, onontwarbaar voor minder ingewijden, zijn een goede illustratie van de algehele benadering van de schrijver.

Het is een onmogelijk boek over ballingschap (The Impossible Exile Book)

Gerhard Aschenbrenner

Stefan Zweig Evenement

Graag vragen wij aandacht voor de Stefan Zweig middag van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam

Programma:
Inleiding door Sandra Geller: “Drie levens van Stefan Zweig’

Concert Jaap Mulder & Zonen (Di Gojim), Duitse en Jiddische liederen

Film ‘The Grand Budapest Hotel’, gebaseerd op de verhalen van Stefan Zweig (116 minuten). Bekroond met ‘Gouden Globe’ en vele Oscars.

Datum: zondag 1 november 2015

Tijd: 14.00 – 18.00 uur (zaal open vanaf 13.30 uur)
Entree: € 15,-, incl. hapje en drankje

Aanmelden: door middel van betaling op NL04 ABNA 0468 042 172 ten name van LJG Amsterdam onder vermelding van ‘uw naam en Stefan Zweig’. De kaartjes liggen dan klaar bij de kassa.

Onbekende brieven van Stefan Zweig worden binnenkort geveild

Het Parijse veilinghuis Artcurial veilt binnenkort een briefwisseling van 120 pagina’s tussen Stefan Zweig en de Franse vertaler en vriend Alzir Hella.

Alzir Hella (1881 – 1953) was een vooraanstaand vertaler van Duitse literatuur (ondermeer Thomas Mann, Rilke, Remarque en Zweig). Hij heeft in hoge mate bijgedragen aan de zeer brede bekendheid van Stefan Zweig in Frankrijk. Hella kwam via de wederzijdse vriend Emile Verhaeren in contact met Zweig en raakte met hem bevriend. Hij vertaalde vele van Zweig’s geromantiseerde biografieën en verhalen.
Het handelt hier niet om de gehele briefwisseling tussen Zweig en Hella, omdat de Gestapo een deel van de correspondentie in beslag heeft genomen.

De waarde van de correspondentie wordt geschat op € 50.000 tot € 60.000.

image1-16

Gluren

Soms stelt een ander op een veel elegantere wijze een ondermaatse publicatie over Stefan Zweig  aan de kaak dan wij zouden kunnen:

Populariteit van “Ik-Lit”
Naema Tahir, columniste van Trouw. Verschenen in Trouw op 1 oktober 2015.

“Als romancière lees ik natuurlijk de concurrentie. Liefst grote namen: Tolstoj, Zweig, Brontë en dergelijke. Schrijvers die de tand des tijd hebben doorstaan. De klassieken. Ik kijk bij hen af hoe het moet.
Neem Stefan Zweig. Wat die man met taal kan, grenst aan het onmogelijke. Eenvoudig, helder en wonderschoon. Het lijkt zo makkelijk, maar doe het maar eens. En de inhoud? Zijn autobiografie “De Wereld van Gisteren” is één van de allermooiste boeken die ik ooit heb gelezen. Een page-turner waar je ook nog eens enorm van leert. Over de persoon Zweig en wie hij was zwijgt de auteur grotendeels. Hij schetst een tijdsbeeld aan de hand van de vele interessante mensen die zijn levenspad kruisen. Het is alsof Zweig ons zeggen wil: “Mijn innerlijk en privé leven is van geen belang en gaat jou, lezer, ook niets aan.”

Onze tijd is het daarmee hartgrondig oneens. Wij zijn geneigd, wat zich binnenin een persoon en in zijn intieme levenssfeer afspeelt het aller belangrijkste te vinden. Veel belangrijker dan de gebeurtenissen op het wereldtoneel. Is dat een goede ontwikkeling? Ik vraag het mij af.

Over Zweig is zojuist een biografie verschenen, getiteld Stefan Zweig’s Brennendes Geheimnis”.  Het wordt aangeprezen als een “ intiem karakterportret”. De auteur, Ulrich Weinzierl, onthult daarin onder meer dat Zweig een “ potloodventer” was. Toen ik dat las werd ik bevangen door irritatie. Dat wil en hoor ik niet te weten! Het heeft ook niets met al zijn mooie boeken te maken! Het is een soort bezoedeling.(…) Ik noem het in navolging van chicklit, “ik-lit” (…) Hoe zouden we de mensen noemen die hiervan genieten?  Voyeuristen, lijkt mij. In plaats van zich te schamen en weg te kijken, verlekkeren zij zich aan wat hen niets aangaat: andermans innerlijk en privé-leven. ” (…)

De gehele column kan gelezen worden in de Trouw van 1 oktober 2015.

 

David Grossman sprak over ditzelfde onderwerp toen hij in interviews (bv. in het Boekenprogramma van Wim Brands) vertelde over zijn worsteling om woorden te vinden voor zijn gevoelens over de dood van zijn zoon (Uit de tijd vallen). Buitengewoon intiem en persoonlijk. Het werd een prachtig boek dat nooit de gedachte aan voyeurisme oproept. Hij overschreed niet de grens die de Franse cultuurcriticus en filosoof Roland Barthes aangaf toen hij schreef:

“Beschrijf het intieme zonder het particuliere te onthullen”

 

 

 

 

Een ongelijke, maar gelijkwaardige vriendschap

In de Groene Amsterdammer van 13 augustus jl. schrijft Cyrille Offermans in een recensie van Zomer van de Vriendschap (Volker Weidermann) liefdevol over de spannende vriendschap tussen Stefan Zweig en Joseph Roth.  De kracht waarmee Roth zich weet uit te drukken wordt door Offermans meerdere malen terecht aangehaald. Bijvoorbeeld de zin:

“U hebt gelijk, Europa pleegt zelfmoord, en de langzame en gruwelijke manier waarop dit gebeurt kom doordat het een lijk is dat zelfmoord pleegt”.

Het is spijtig dat de koppenmakers van De Groene Amsterdammer “Een lijk dat zelfmoord pleegt” boven een artikel over Stefan Zweig zetten.  Je hart staat stil,  totdat je verderop in het artikel leest dat de kop op de toestand van Europa slaat en niet op Zweig.  Maar dit slechts terzijde, want het artikel zelf is goed onderbouwd, informatief en tekenend voor de relatie tussen Zweig en Roth.

Op één punt schat Offermans de vriendschap tussen Zweig en Roth te mager in. Hij spreekt over een “asymmetrische” en zelfs tragische vriendschap en stelt dat het verschil in temperament, vastberadenheid en directheid de vriendschap tot het einde toe onder spanning blijft zetten.

Deze mening berust op de veronderstelling dat vriendschap vooral drijft op gelijkgestemdheid en herkenning tussen mensen. Ik denk echter  dat vriendschappen evenzeer gebaseerd kunnen zijn op verschillen. Ze ontstaan in die gevallen waarin de ander iets biedt dat jijzelf juist niet hebt (en graag zelf zou hebben).  Op deze wijze wordt de vriend een welkome aanvulling op jezelf. Spannende vriendschappen kenmerken zich vaak door deze eigenschap.

Ik denk dat Zweig graag zelf meer van de doortastendheid en de levendige literaire gaven van Roth had willen bezitten. Roth kon, praktisch gezien,  de rijkdom van Zweig  goed gebruiken, maar hij zou daarnaast prima iets van de planmatigheid en controle die Zweig in zijn carrière en grote delen van zijn leven wist te brengen kunnen gebruiken.

Het staat vast dat beide schrijvers elkaar diepgaand vonden in de liefde voor hun literaire werk en in hun jood-zijn.  Zie hiervoor beeldende beschrijvingen van Weidermann in zijn boekje “Ostende”.  De intensiteit van hun vriendschap berustte naar mijn mening echter vooral op de wederzijds begerenswaardige verschillen in persoonlijkheid. Een spannende, gelijkwaardige vriendschap.

Dirk Jansen