Archives for admin

Vooraankondiging van de jaarlijkse Tagung van het Internationale Stefan Zweig Genootschap

Jaarlijkse Tagung
Het Internationale Stefan Zweig Genootschap heeft de data voor zijn jaarlijkse bijeenkomst bekendgemaakt: De Tagung van het ISZG is dit jaar in Salzburg in het weekeinde van 4 tot 6 september.

Zet u de data alvast in uw agenda! Ongetwijfeld zal het programma dit jaar weer van hoge kwaliteit zijn. Zodra het programma rond is zullen wij meer gegevens bekend maken.

In 2014 vond de Tagung van het ISZG plaats in Zürich (Zwitserland) met een voortreffelijk programma. Voor ons waren, naast verrassende ontmoetingen met andere Europese Zweigliefhebbers, de rondleiding door de stadsdichter Adrian Naef langs cultureel bijzondere plekken in Zürich, de drie enthousiaste presentaties van jonge wetenschappers over Zweigthema’s in hun promotie onderzoeken en een opzienbarende lezing over de verhouding tussen Richard Strauss en Stefan Zweig de aandachttrekkende hoogtepunten van deze jaarbijeenkomst.

Stefan Zweig was even afwezig

In de laatste week van maart ging het Stefan Zweig Genootschap Nederland op bezoek in Salzburg.  Wij bezochten de woon-  werkplaats van Zweig,  onze vrienden van het Internationale Stefan Zweig Gesellschaft,   discussieërden over vriendschap, met name die tussen Joseph Roth en Stefan Zweig en  genoten van de muziek uit de tijd van Stefan Zweig, verzorgd door de Musik Universität Mozarteum.

Tussen de programma onderdelen door was er alle gelegenheid om de Italiaans aandoende sfeer van Salzburg op te snuiven.

Een uitgebreider verslag is in de maak. Om u alvast een beetje te laten delen in die Salzburgsfeer geven wij u enkele beelden van:
image1-16

Het huis van Zweig op de Kapunizerberg, zoals hij het bewoond heeft;

image3-20

Het nieuw ingerichte Haus fur Stefan Zweig op de Mönchberg, Edmundsburg;

image2-18

De huidige staat van het  huis (niet meer toegankelijk voor Zweig-vrienden)

Onbekend werk van Stefan Zweig: bericht aan de jarige Schalom Asch

image1-15

Inleiding

De brief die Stefan Zweig in 1930 als verjaardaggroet aan Schalom Asch schreef draagt iets dubbelhartigs in zich. Er klinkt in door dat Zweig zich aan de ene kant verontschuldigt over zijn geringe kennis van en aandacht voor de Jiddische literatuur, het nietige van het Jiddisch binnen Europa benadrukt en anderzijds Schalom Asch roemt om zijn toewijding aan deze taal en literatuur. In zijn werk heeft Zweig vaak Joodse thema’s aangesneden en indringend beschreven. “Jeremias”,”Der begrabener Leuchter” en “Mendel” zijn prachtige voorbeelden. Toch heeft hij zich nooit nadrukkelijk bekend tot de Joodse zaak of tot het zionisme. Deze aarzelende houding lijkt in zijn brief aan Schalom Asch door te klinken. Informatie: De Pools-Amerikaanse schrijver Schalom Asch (1880 – 1957) is de grondlegger van literatuur in de Jiddische taal. Leo Frijda schrijft over dit onderwerp in zijn columns (crescas.nl)

“U heeft, beste en geachte Schalom Asch, in de dertig jaren van uw schrijverschap, ons zoveel verhaalkunst geschonken, dat u consideratie met mij zult hebben, als ik u voor uw vijftigste verjaardag, slechts  eenvoudig en weinig kunstzinnig, iets nietigs vertel, namelijk hoe ik uw boeken ben gaan lezen. Ik kwam er pas laat toe, ik geef dat oprecht toe, en voordat ik van uw bestaan wist  was het mij niet bekend in welke taal u schreef; zelfs de literatuur die u zowel in Europa als in de gehele culturele wereld belichaamt kende ik niet.

Lange tijd wist ik werkelijk niet, ofschoon ook ik Jood ben, dat er een opkomende Jiddische literatuur bestond; net als vele anderen dacht ik dat het een uit het Duits afgeleid en verbasterd jargon was, geschikt voor grappen en allerlei kleine, leuke liedjes, prima geschikt om godsdienstige verhaaltjes extra kleur te geven. Ik ben bang dat ik niet goed opgelet heb als er over Jiddische literatuur gesproken werd, want ik was niet zo geïnteresseerd in wel grappige, amusante dialectpoëzie  en misschien is het ook wel goed om in de huidige overvloed van in Europa opborrelende streekliteratuur de aandacht vooral te richten op de duurzame en in Europa gangbare literatuurstroom.

Uw naam, Schalom Asch, was mij wel bekend en ik bracht hem in verband met mijn herinnering aan het heftige toneelstuk “Der Gott der Rache”, dat ik aanzag voor een vertaling uit het Russisch en dat vooral door de toneelprestatie van Schildkraus mij is bij gebleven. Toen kreeg ik echter voor de eerste keer een verhaal van uw hand onder ogen, het heette “Mottke, der Dieb” en hier bespeurde ik voor het eerst, wat ik als wezenlijk voor uw kunst ervoer, de warmte van haar uitstraling, het humane in de beeldende scheppingskracht. Voor mij ontstaat de waardering voor een boek of een mens nooit in mijn hersenen: ik moet warmte voelen die door mijn hele lijf trekt, dat ontspannende en ontdooiende dat ruimte geeft aan werkelijke geraaktheid en ontroering. Deze warmte voelde ik al in het eerste boek. Door deze ontdekking ben ik bijna al uw boeken gaan lezen en van de meeste gaan houden, in het bijzonder van uw laatste werk, de groots opgezette romantrilogie “Die Sintflut”.

Ik weet dat er voor een schrijver in zijn leven geen zaligmakender gevoel is dan de waardering van de buitenwereld, of tenminste van de kenners in die wereld, voor zijn laatste werk als de allerbeste van zijn werken. We worden immers altijd door angst achtervolgd dat de inspiratie, die onze werkelijke kracht vormt, ons op net zo geheimzinnige wijze weer verlaten heeft als zij gekomen is, of dat we, omdat we uit een andere generatie stammen, de  dynamiek van de nieuwe tijd niet meer aan kunnen. En inderdaad, hoe zelden komt het in deze razendsnelle en verslindende tijd voor dat een kunstenaar zijn uitmuntendheid kan bevestigen en, nog zeldzamer, dat hij zichzelf standvastig overstijgt.

Dit is u, beste Schalom Asch, met dit machtige, veelomvattende, op niet alleen documentaire, maar bijna voortdurend dichterlijke wijze, zelfs voor uw vrienden onverwacht,  wel gelukt. De, tot nu toe nauwelijks bekende, Jiddische literatuur bezit hiermee door uw toedoen haar gezicht-gevend werk.

Op het hoge niveau dat u hiermee bereikt hebt, is het voor mij ontroerend om de weg te zien die u omhoog bent geklommen en die u in “Rückblick” beeldend heeft beschreven.

Hoe gemakkelijk hebben wij West Europeanen het toch gehad, goed gevoed, overladen met boeken, schouwburgbezoekers, wij studenten die steeds onderwijs onder handbereik hadden en altijd in eigen kring geprezen werden als we ons met geestelijke waarden bezig hielden. En hoe moeilijk had u het, die de Duitse taal stiekem als iets verbodens, iets zondigs, puur door toewijding en opoffering aanleerde en zo zich, helemaal alleen,  een lange weg baande vanuit de afzondering van een Pools provinciestadje naar wereldroem. Het is vooral uw buitengewone ethische overtuiging, en niets minder, die u, ofschoon u naar Europa verhuist bent, trouw heeft doen blijven aan die kleine literatuur, die, eigenlijk voor Europa helemaal niet bestaande, Jiddische literatuur. Daarin past ook de opoffering om iedere dag opnieuw te schrijven in de tragische situatie van alle kunstenaars die zich richten op een in aantal klein publiek, zoals het Jiddisch, het Catalaans, het Bulgaars of het Provencaals.

Het blijft altijd een kleine kring, drukkend, een beetje provinciaals, kleinsteeds, bedompt, zonder frisse lucht, want voor de bevoorrechten in Frankrijk, Duitsland en Engeland is zo’n boek met bizarre en ongewone letters slechts een velletje bedrukt papier. Je kan niet breeduit werken, je behoort weliswaar tot dat volk, maar wat een onbeduidend stukje van de mensheid zijn twee, drie, vijf miljoen mensen, wat benauwd is zo’n taal en zeker van zulk een arm en afwijkend volk. Maar hoe tragisch het ook moet zijn om dichter van een klein volk te zijn, dichter in een vreemde, nauwelijks door taalkundigen gekende, taal, het moet wel heerlijk zijn te zien dat de boeken in een zo beperkte taal zich als het ware in andere talen laten overgieten, want dan bewijst de dichter niet slechts  zijn eigen scheppingen, maar treedt hij ook op als getuige voor een heel geslacht, voor een heel volk. Dat heeft u, beste Schalom Asch, meer dan al uw voorgangers, voor de jonge, nog weinig bekende en nog minder geachte Jiddische literatuur gedaan. Ik denk dat u, in alle uren van innerlijke twijfel, die voor ons allen immers onafwendbaar en noodzakelijk zijn, zich deze prestatie zult herinneren en gelukkig kunt zijn of in ieder geval de adem van het leven als zinvol en belangrijk zult ervaren.

Ik wil u er vandaag van harte aan herinneren dat uw naam Schalom Asch reeds lange tijd levend is, evenals de persoon die ik heb leren kennen, van een collega tot een vriend is geworden. Ik ben u veel dank verschuldigd, veel kunstzinnig genot, een kort, maar broederlijk persoonlijk treffen en vooral de vernieuwde bevestiging, dat waarachtige schrijfkunst alleen kan ontstaan uit een waarachtig mens.

Ik groet deze dichter, dit mens en ook deze vriend van harte met zijn vijftigste verjaardag.”

Overgenomen uit  Zweigheft 12,  Stefan Zweig Centre Salzburg
“Geburtstagsgruss an Schalom Asch”
Vertaling Dirk Jansen
Februari 2015

Stefan Zweig, Verdreven Europeaan

In het Goethe Instituut aan de Herengracht in Amsterdam introduceerde op 2 maart 2015 Leo Frijda zijn nieuwe boek, Op het balkon van de electirsche tram, door het eerste exemplaar te overhandigen aan de nieuwe directeur van het instituut. Het boek beschrijft Zweig’s tijdgenoot Franz Kafka op een veelzijdige en kleurrijke wijze.

Frijda schreef in 2011 in Het jodendom laat je niet los over Stefan Zweig als één van de  joodse schrijvers uit de vorige eeuw die hun jood-zijn onder ogen moest zien en uit  Europa  vluchtte. Hij meende, zeker in de eerste helft van zijn leven, het Jodendom achter zich te hebben gelaten, maar werd daarop hardhandig geconfronteerd met de werkelijkheid.

Jeremias

Terugblikken op de Zweig middag in Salon Saffier (22 februari 2015)

Soms wordt het een feestje om op te treden in een voorstelling gewijd aan Stefan Zweig. Dan komt alles samen wat een middag (of een avond) spannend en interessant maakt. Een geconcentreerde Genio de Groot zet de novelle “De onzichtbare verzameling” overtuigend neer; het valt me op dat geen van de voorstellingen die ik van hem zag dit verhaal op een zelfde wijze verbeeldt, steeds een andere sfeer, steeds andere accenten. Zweig is een goede verhalenschrijver, Genio een goede acteur.

Het speelt zich af in een zaal bomvol kenners, tijdens de eigen voordracht hoor je de zaal op passende momenten goedkeurend brommen of opstandig kreunen. In de pauze zijn de opmerkingen to-the-point zoals: of ik de beschrijving die Zweig van Maarten Luther geeft terecht als een verwijzing naar Adolf Hitler duid; maar ook veel waardering voor de analyse van een Zweignovelle (Unvermutete Bekanntschaft mit einem Handwerk) als drager van Zweig’s opvattingen over humanisme.

Zet dit alles in de context van de sfeervolle en goed georganiseerde Literaire Salon Saffier (met dank aan Marijke van Dorst) en ik word een diep tevreden mens.

Dirk Jansen, Voorzitter Stefan Zweig Genootschap Nederland

 

Grapje van Stefan Zweig: de meertalige brief

De meertalige brief
Stefan Zweig schreef in 1940, voordat hij naar Amerika afreisde, een meertalig briefje aan zijn meertalige nichtjes Eva en Ursula.

Dear Evula (combination of Eva & Ursula),

Siamo nel treno et nous esperons dêtre ce soir a Liverpool und morgen weiter zu reisen. Then we have soon to speak Spanish una lingua molto bella, die du noch nicht verstehst et que je parle moi-même pas beaucoup mieux que  toi le Francais. I am afraid to forget my English und kann nicht alle Sprachen durcheinandersprechen, sonst werde ich cosi intellegible come questa carta. Ursula vous aidera a traduire les passages en Italien and I am sorry not to be able to write in Irish for William.

Give everybody my kindest regards et cultivez votre jardin, le piano.
Wir hoffen, zurückzusein, ehe der Strumpf für den Soldaten fertig ist.

Your uncle, Stefan

Overgenomen uit Zweigheft 8
Stefan Zweig Centre Salzburg

letter

Nieuwe belangstelling voor Stefan Zweig

NYT

Door Larry Rohter
In de New York Times van 13 juni 2014

In de decennia tussen de beide wereldoorlogen werd  geen schrijver vaker vertaald en gelezen dan de Oostenrijkse romancier Stefan Zweig, en in de jaren daarna zijn er weinigen die sneller in de vergetelheid raakten, in ieder geval in de Engelssprekende wereld. Maar nu schijnt Zweig, de buitengewoon productieve verhalenverteller en de belichaming van het vergane Europa, weer terug te zijn, en wel op een indrukwekkende manier. Voortdurend verschijnen nieuwe uitgaven van zijn werk, inclusief zijn verzamelde vertellingen, waaronder enkele voor het eerst in het Engels.

Door zijn werk geïnspireerde films worden vertoond; een nieuwe selectie van zijn brieven is in voorbereiding; er zijn plannen om zijn talrijke biografieën en essays opnieuw uit te geven;  bovendien geeft zijn gecompliceerde leven stof voor nieuwe biografieën evenals voor een Franse bestseller.

“Toen ik zeven jaar geleden mijn schrijversvriendenkring vertelde waarmee ik mij ging bezig houden, oogstte ik slechts zwijgen en hoofdschudden”, vertelt George Prochnik, de auteur van The Impossible Exile, een biografische studie van Zweigs laatste levensjaren, die zojuist bij Other Press is verschenen.  “Maar nu is Zweig plotseling weer een boeiend onderwerp geworden”.

Hij werd in 1881 in Wenen geboren in een welgesteld joods gezin en groeide op in omstandigheden die hij later als “het gouden tijdperk van zekerheid” zou kenmerken. Succes en waardering kreeg hij al snel en zij zouden hem zijn leven lang begeleiden. Maar de opkomst van het nationaal socialisme dwong hem in een pijnlijke en ondermijnende ballingschap, eerst in Groot-Brittannië, dan in de Verenigde Staten en tenslotte in Brazilië, waar hij samen met zijn vrouw Lotte in Februari 1942 zelfmoord pleegde.

De redenen van de plotseling hernieuwde belangstelling voor Zweig zijn niet zo direct aan te wijzen en om die reden zijn er in literaire kring allerlei speculaties.  Zweig was in meerdere opzichten een ouderwetse schrijver: zijn verhalend werk richt zich met name op handelingen, vergezeld van talrijke verwijzingen naar komende, vaak melodramatische gebeurtenissen, die op bloemrijke wijze worden verteld.

Maar deze sjabloonachtige structuur en verhaaltrant bieden tegelijkertijd zicht op karakters, emoties en motieven, hetgeen voor die tijd ongewoon was, zelfs zo baanbrekend dat het in onze tijd nog invloed heeft. Het is dan ook niet verrassend dat Zweig en Sigmund Freud bevriend waren en elkaar bewonderden – Zweig hield zelfs een grafrede bij Freuds overlijden – , want steeds draait het in zijn werk om de werking van de menselijke geest.

Tijdens een bijeenkomst in de boekhandel McNally Jackson in Soho praatten de schrijvers André Aciman, Katie Kitamura en Anka Muhlstein samen met Mr. Prochnik over de vraag wat Zweig voor de moderne lezer zo interessant en aantrekkelijk maakt. Zij waren het er allemaal snel over eens dat het vooral zijn scherpe blik is.

“Die man is een ongewoon briljante psycholoog” was Aciman van mening en hij plaatste Zweig aan het hoofd van een groep schrijvers, die “vooral uitblinken door hun vaardigheid de diepere beweegredenen van het menselijk handelen te begrijpen”.  Kitamura merkte op dat Zweig zich in het bijzonder bewijst “als een meester in de beschrijving van het vrouwelijk karakter” met de bijbehorende verlangens en teleurstellingen.

Er lijkt echter ook een element van nostalgie een rol te spelen in de opvlammende belangstelling voor Zweig, met name in de samenhang met de herdenking van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden. Zijn in 1942 uitgegeven en afgelopen jaar als pocket herdrukte herinneringen kreeg de titel Die Welt Von Gestern mee en enige van zijn bekendste werken spelen zich af in een elegante, lang verloren gegane wereld van ocaanreuzen, kuroorden in de Alpen of een aan de grens van het Habsburgse Rijk gestationeerd cavallerieregiment, zoals Wes Anderson in zijn recente film The Grand Budapest weer deed herleven.

“Ik geloof dat het deels ook te maken heeft met een toenemende algemene belangstelling voor de catastrofen  in de twintigste eeuw en met een poging deze werkelijk te willen begrijpen” meent Edwin Frank, de hoofdredacteur van New York Review Book Classics, in wiens bestand in de afgelopen jaren zowel Zweigs roman Ungeduld des Herzens als vier novelles zijn verschenen. “Zweig was zowel kroniekschrijver van deze wereld als slachtoffer van de catastrofen; dat maakt hem tot een fascinerend figuur”.

Iets van de huidige belangstelling heeft ook te maken met de film van Wes Anderson. Hij ziet het werk van Zweig duidelijk als zijn inspiratiebron en in zijn film verbeeldt de hoofdrolspeler, gespeeld door Ralph Fiennes, die zowaar lijkt op Zweig, enkele problemen waar de schrijver inderdaad tegen aan liep, zoals het verschijnen van landsgrenzen, paspoorten en andere hindernissen die zijn mobiliteit en vrijheid belemmerden.

“Er was wel al belangstelling, maar het is geweldig toegenomen”, sinds de vertoning van Andersons film bij de opening van de Berliner Filmfestspiele in februari, zegt Adam Freudenheim, directeur van Pushkin Press, bij wie een groot aantal boeken van Zweig is uitgegeven. “Dat heeft niet alleen met de film te maken. Het speelt ook een grote rol dat mensen via sociale media enorm veel over Zweig horen en over hem praten. Dat was zes maanden geleden nog niet het geval, en het heeft veel invloed op onze verkoopcijfers”.

In “The Society of the Crossed Keys”, een begeleidend boek bij zijn film, dat in Groot Britannië verkrijgbaar is, maar momenteel nog niet in de VS, heeft Anderson enkele van zijn lievelingspassages uit het werk van Zweig opgenomen en in gesprek met Prochnik uitgelegd wat hem daarin zo aanspreekt. Zweig gaf ons “een inkijk in een wereld die de meesten van ons niet kennen, en het is geweldig om dit te ontdekken”.

De licht verteerbare stijl van schrijven van Zweig en zijn voorliefde voor korter werk maakt hem al tijdens zijn leven tot een schrijver wiens werk vaak als model voor een film diende. Er zijn meer dan zeventig films die uit zijn verhalen voortkwamen. Brief einer Unbekannten, een aangrijpend verhaal over een obsessie, wat tegenwoordig als “stalking” wordt aangeduid, is viermaal verfilmd en ook als opera bewerkt.

Nog voor de film van Anderson leek de geschiedenis zich al te willen herhalen: ” Ein Versprechen”, een bewerking van “Reise in die Vergangenheit” (ook: Widerstand der Wirklichkeit) werd door de filmer Patrice Leconte vorige maand uitgebracht en een andere Franse regisseur, Bernard Attal, draaide in het huidige Brazilië Die Unsichtbare Sammlung naar het gelijknamige verhaal van Zweig.

Op het Europese continent, waar Zweig nooit in de mate als in de Engelstalige wereld verdwenen was, zijn ook signalen van hernieuwde belangstelling. “Die letzten Tage” een roman van Laurent Seksik, vertelt in het frans over de laatste zes maanden; het werd onlangs in de VS bij Pushkin Press uitgegeven en een bestseller. Tenslotte werd Volker Weidemanns “Oostende 1936, Sommer der Freundschaft” een studie van de relatie tussen Zweig en zijn collega, de Oostenrijkse romancier Joseph Roth, in het Duits uitgegeven en ontving uitgesproken positieve recensies.

Niet iedereen is overigens enthousiast over Zweig. In het Review of Books van 2010 beschrijft de dichter, vertaler  Michael Hofmann en criticus zijn werk als miserabel en diskwalificeert hem als de Pepsi onder de Oostenrijkse schrijvers. Maar ook deze aanval droeg uiteindelijk bij aan de zichtbaarheid van Zweig.

Bovendien dragen ook Anthea Bells fonkelende  nieuwe vertalingen bij aan de groeiende waardering van Zweig.  Mrs. Bell die hiervoor Asterix stripverhalen en de sprookjes van Hans Christiaan Andersen heeft vertaald, wordt om haar verfrissende, eigentijdse toon van haar vertalingen breed gewaardeerd.

De Braziliaanse schrijver Alberto Dines, die als kind Zweig heeft gekend en schrijver van de biografie “Tod im Paradis” is, wijst erop dat deze herleving van de interesse voor Zweig niet de eerste is.  Zowel na de Tweede Wereldoorlog naar aanleiding van de postume  uitgave van zijn late werk, als opnieuw rond 1981 bij zijn honderdste geboortedag waren er opflikkeringen te zien.

De huidige belangstelling , die Dines als een Zweigmanie bestempelt, verschilt volgens hem echter met de vorige, omdat de huidige het gevaar in zich draagt van een mythologisering die Zweig maakt tot een figuur uit zijn eigen vertellingen, waarin fictie en werkelijkheid met elkaar worden vermengd.

Het zou het beste zijn, gaat hij verder, Zweig als een pleitbezorger van pacifisme, tolerantie en verbondenheid te zien, die  uiteindelijk het slachtoffer is geworden van duister denken en obscure mensen. “Iedere generatie heeft zijn eigen Zweig” meent hij, “en deze is de onze, het resultaat van onduidelijk verlangen en nostalgie”.

Overgenomen uit Zweigheft 12
Stefan Zweig Centre Salzburg
Vertaling Dirk Jansen

Zweig-middag in Salon Saffier te Utrecht

Lezing over Stefan Zweig + voordracht ‘De onzichtbare verzameling

Op zondag 22 februari om 14.30 zal Dirk Jansen, voorzitter van het Stefan Zweig Genootschap Nederland, een portret van Stefan Zweig schetsen, en diens denkbeelden in de huidige tijd plaatsen. Na de pauze een voordracht van een van Zweigs novellen uit 1929 – over een ontmoeting tussen een blinde kunstverzamelaar en een Berlijnse antiquair – door acteur Genio de Groot.

De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig (1881–1942) was in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw een van de meest gelezen en vertaalde Duitstalige auteurs. Veelzijdig als hij was schreef hij toneelstukken, gedichten, novellen, biografieën, essays en kritieken. Zweig beschouwde zichzelf als humanist en pacifist en koesterde al jong de droom van een verenigd Europa. In 1934 verliet hij het door Duitsland ingelijfde Oostenrijk. Op 22 februari 1942 pleegde hij samen met zijn vrouw zelfmoord in Brazilië. Postuum verscheen twee jaar later zijn autobiografie Die Welt von gestern, die een indrukwekkend beeld geeft van het leven in het oude Europa van de eerste decennia van de 20ste eeuw, waarmee Zweig zich zo sterk verbonden voelde.
Klik hier voor meer informatie over de middag.
Lokatie: Wijde Doelen 8A, Utrecht
Toegang: € 17,00

In verband met beperkte ruimte is tijdig reserveren noodzakelijk.

Dit kan via info@salonsaffier.nl of telefoonnummer 030 6701020

 

 

Boeken kan je niet verbranden

Een gesprek met Stefan Zweig in Chicago 1939:
De grote Duitse dichter Stefan Zweig stond het Volksfront tijdens zijn korte verblijf in Chicago het onderstaande interview toe. Stefan Zweig geeft daarin blijk van zijn onwrikbaar geloof in de onverwoestbaarheid van Duitse culturele waarden. (Inleiding van de redactie van het Volksfront: het Duitstalige officiële orgaan van de Duits-Amerikaanse Cultuurvereniging in Chicago)

Welke opgaven en mogelijkheden heeft naar uw mening de Duitse exil-literatuur?

De belangrijkste opgave die wij, onder druk van de omstandigheden en tegen onze innerlijke wens in ons van onze vaderlanden te moeten losmaken, hebben is: geen kans geven aan overbodige en nutteloze verbittering, maar onze boeken met dezelfde liefde, zorgvuldigheid en indringendheid te schrijven, alsof ze nog voor het gehele Duitse volk bestemd zijn. De werkelijke grondslag waarop wij staan, de Duitse taal, waarmee onze gedachten en verbeeldingsvermogen onlosmakelijk verbonden zijn, kan niemand ons ontnemen, en wij zijn verplicht, met misschien wel nog grotere intensiteit, in dienst te staan van ons werk. De geschiedenis geeft ons honderden voorbeelden van werken die eer en roem aan de vaderlanden brachten en in ballingschap zijn geschreven. Van Trista ex Ponto, het meesterwerk uit de oudheid, via Dante’s Divina Commedia loopt de reeks naar Victor Hugo en in onze tijd ontstaan alweer de eerste bewijzen – ik wil hier alleen maar Thomas Mann noemen – dat morele kracht onder druk van buiten eerder toeneemt dan minder wordt.

Dat de levenshouding en scheppingskracht van bannelingen in het dagelijks leven op de proef gesteld worden, moet niet ontkend worden. Het leven in een omgeving waarin een niet-eigen taal wordt gesproken, losgeweekt worden van een in vele jaren organisch gegroeide lezersgroep, de kwellingen die iedere vreemde in den vreemde ondervindt, ondermijnen soms op een bedenkelijke manier het plezier dat hij ooit in zijn werk had. Daarvoor in de plaats komt het belastend gevoel dat er nu echt iets wezenlijks gepresteerd moet worden, om te tonen dat van buiten komende regels niets kunnen uitrichten tegen de innerlijke levensovertuigingen, die ons tot schrijvers gemaakt hebben. Voor jongeren die nog niet op de proef gesteld zijn, zal dit moeilijker zijn. Voor hen is de verleiding groot om zich de vreemde talen eigen te maken en ontrouw aan hun eigen taal te worden. Het smalle taalgebied dat hen hier is gelaten geeft hen weinig mogelijkheden om zich in hun oorspronkelijke taal te ontwikkelen en te handhaven. Daarom is het onze plicht om deze jongeren met alle middelen die ons ter beschikking staan bij te staan. Tenslotte hebben wij het geluk in vrijheid te kunnen werken en uiteindelijk weten wij niet wie het moeilijker hebben: wij of onze Duitse kameraden. Wij mogen nooit het geloof opgeven dat deze scheiding geen definitieve is. Eens zullen alleen die werken als Duitse dichtkunst en Duitse literatuur gelden, die de Duitse taal verrijkt en bevestigd hebben, en er zal dan niet gekeken worden of het werk binnen of buiten de grenzen is geschreven, maar of het een werkelijke literaire prestatie is. En tot nu toe hoeft de Duitse exil-literatuur zich niet te schamen.

Heeft u bij uw rondreis door de Verenigde Staten kunnen waarnemen of het cultureel geïnteresseerde publiek in het algemeen een helder onderscheid maakt tussen het Duitse volk en het Hitler regiem?

Ik ben op mijn reis, ook niet in Engeland en zelfs niet bij Joden, haat tegen het Duitse volk tegen gekomen. In tegendeel, overal voelde ik alleen maar dat pijnlijke spijtgevoel dat het Duitsland van de dichters en filosofen zich een “nationaal-socialistische filosofie” heeft laten opdringen die hen zo vervreemd heeft van de humanistische levensovertuiging van de meeste staten. Niemand heeft geloofd en gelooft dat het het Duitse volk was dat in die beruchte nacht allemaal tegelijk in alle Duitse steden om drie uur ’s morgens (zonderlinge tijd!) uit bed klom om tegelijkertijd in alle Duitse steden de synagogen in brand te steken, en dat toevallig daarvoor alle benzinekannen en brandbare materialen al klaar lagen. Steeds ben ik een oprechte spijt tegen gekomen dat de werkelijke mening van het Duitse volk op deze afstand niet te bepalen is, en steeds weer het vertrouwen dat de maatregelen, wetten en gewelddadigheden niet de uitdrukking zijn van zijn innerlijke wil.

Gelooft u dat de grote waarden in de Duitse literatuur deze donkere tijd van vernietiging en vervolging door het huidige regiem zal overleven en zich verder zal kunnen ontwikkelen in een vrij en democratisch Duitsland?

Ik ben ervan overtuigd dat wezenlijke geestelijke waarden door tijdelijke onderdrukking niet kunnen worden vernietigd of zelfs maar veranderd. Boeken, ideeën en iedere vorm van geestelijke schepping zijn onverbrandbaar, zoals asbest. Geestelijke waarden kunnen afgeremd worden, in hun verspreidingsmogelijkheid tijdelijk gehinderd worden: maar wat zij op dat moment verliezen winnen ze later in versterkte mate terug. Vervolging bevestigt alleen maar de innerlijke noodzaak. Iedere vorm van geestelijke energie, die in een woord of werk tot uitdrukking is gekomen, wordt onuitwisbaar, voor alle tijden.

Was geld für mich bedeutet

Was geld für mich bedeutet
een Stefan Zweig in het Engels, verschenen in Readers Digest 39 nr. 231 juli 1941
Vertaald vanuit de Duitse tekst verschenen in Zweigheft nr 8 Stefan Zweig Centre Salzburg

Marinus_Claesz._van_Reymerswaele_001

WAT GELD VOOR MIJ BETEKENT

In 1921 stuurde ik het manuscript voor een boek, waaraan ik een jaar gewerkt had, naar mijn uitgever in Leipzig. Ik verzocht hem mij een voorschot op het honorarium te sturen voor een oplage van 10.000 exemplaren. Tijdens de vier dagen die verstreken tussen het ontvangen en het innen van de cheque daalde de waarde van het bedrag tot onder de waarde van de postzegel die het verzenden van het manuscript mij had gekost. Binnen vier dagen was de opbrengst van een jaar arbeid vervlogen- verloren in die behekste getallendans in Duitsland en Oostenrijk  genaamd geldontwaarding.

In dat jaar wierpen mensen in de sjofele hoed van een bedelaar net zoveel geld als het gehele familievermogen van de Rothschilds op dat ogenblik. Een gewoon ei kostte vier miljard mark, meer dan het gehele budget van een land met 60 miljoen inwoners. Het vervangen van een gebroken vensterruit kostte meer dan het vierverdiepingen tellende huis een week daarvoor waard was geweest. Wat eens geld was geweest was nu alleen nog papier waar getallen zonder betekenis op gedrukt waren. Rijkdom veranderde in afval. Deze waanzinnige inflatie, waarmee de Duitse regering zich ontdeed van haar na-oorlogse terugbetalingsverplichtingen is nu alom bekend. Maar toen doorzag niemand van ons dit bedrog. Wat wij meemaakten was de onvoorstelbare ontwaarding van het geld.

In het oude Oostenrijk had financieel vermogen mijn gehele familie vrijheid van zorgen, welstand en zekerheid gebracht. En daarenboven ook respect in het algemeen en een goede naam. Rijkdom gold als bewijs van bijzonder talent en vaardigheden om hem te verwerven; een rijk mens stond anders in het leven dan een arme sterveling, hij handelde onbevangener en zelfbewuster.

Toen kwam de oorlog van het jaar 1914. Aanvankelijk functioneerde geld nog steeds als een betrouwbare dienstknecht die gehoorzaam deed wat van hem verlangd werd. Maar na verloop van tijd ging de betrouwbaarheid schuiven en haperen. Vanaf 1919 verdween die betrouwbaarheid ieder uur verder, als boter in de zon. Op een ochtend werden wij wakker en bemerkten dat het halve familievermogen verdwenen was, als een paard uit de stal, maar zonder dat iemand het ook maar aangeraakt had. De inflatie was het komen halen. Toen de avond viel bezaten we nog maar de helft van de helft.

’s Morgens kochten we een krant die 30.000 Mark kostte; de avondkrant kostte 50.000 en die van de volgende dagen 100.000. Er verschenen bankbiljetten met een getal erop dat we nog nooit hadden gezien, één miljoen Mark. Iedereen was miljonair – maar slechts voor een ogenblik, want een week later was zijn miljoen z’n waarde kwijt en werd er gerekend met miljarden. In de ban van deze waanzin probeerden wij te rekenen en te calculeren. De idiote snelheid van deze geldontwaarding maakte echter ieder redelijk denken overbodig.

Als ik vandaag op deze tijd terugkijk, is het meest verbluffende – en tegelijk iets dat ik nooit zal vergeten- dat mijn persoonlijk leven en dat van talloze ander mensen nagenoeg ongestoord doorliep. Het is natuurlijk zo dat dit een erg moeilijke tijd voor armere mensen was. Maar van de buitenkant bezien merkten wij in Berlijn of Wenen geen wezenlijke verandering. De wens om continuïteit in de dagelijkse gang van zaken te hebben bleek sterker dan de financiële ineenstorting. De treinen reden op tijd, de post werd keurig op tijd bezorgd, de bakker bakte zijn brood, de boer bewerkte zijn akker, kinderen werden gezoogd en geboren, iedereen werkte zoals altijd en deed wat hij graag deed en goed kon. Ik zelf werkte zo goed ik kon, misschien zelfs beter, omdat ik intensiever leefde.

Ik zou niet meer weten hoe ik aan de onvoorstelbare sommen geld kwam om alleen maar het middageten te betalen. Maar het lukte mij, net zo goed als anderen dit konden. Dat we geld verloren betekent niet dat we de moed of het plezier in het leven verloren hadden. In tegendeel, hoe meer het geld aan waarde verloor, des te waardevoller werden de werkelijke waarden in het leven – arbeid, vriendschap, liefde, kunst en natuur. Jonge mensen wandelden in de bergen en keerden gebruid en opgewekt terug, danszalen waren overvol, nieuwe bedrijven, fabrieken en handelshuizen verrezen. Dichters en componisten gingen door met hun scheppend werk, en nooit luisterden wij zo dankbaar en aandachtig toe, omdat door de teleurstelling die geldzaken met zich mee hadden gebracht de onveranderlijke waarden en kostbaarheden had blootgelegd en met een des te grotere vastbeslotenheid verdedigd en op waarde geschat werden.

Ik zal nooit vergeten hoe ik  kaarten voor de Wiener Staatsoper met een bundel bankbiljetten betaalde, die voordien voldoende was geweest om drie jaar comfortabel te leven. We zaten in onze jassen dicht naar elkaar geschoven, omdat de Opera door gebrek aan kolen onverwarmd was. Maar dan hief de dirigent plotseling zijn maatstokje – en het genieten begon. De musici speelden en de zangers zongen als nooit tevoren, en wij luisterden met ongekende geestdrift. Nooit eerder en ook later niet heb ik opnieuw een uitvoering beleefd als op deze dag van uiterste onzekerheid.

Deze waanzinnige dodendans van geld duurde in Duitsland en Oostenrijk drie jaar, pas toen stabiliseerde de situatie. Daarna keerde opnieuw de bekende ordening van vaste prijzen terug. Maar voor mij is de verhouding die ik met geld had nooit meer teruggekomen. Eens en voor altijd werd mij duidelijk dat zijn macht niet onlosmakelijk verbonden is met het wezen van ons bestaan, zoals ik altijd geloofd had.

Het zou hypocriet zijn als ik hiermee zou beweren dat ik daarna een hekel aan geld had. Over het algemeen is het zo dat ik de opwinding en het genot van geld allesbehalve onderschat. Ik begroet het als een graag geziene gast. Maar slechts als een gast en niet meer dan dat. Ik beschouw mij niet meer als zijn heer en meester en ik ben ook niet genegen het als de heerser over mijn leven toe te laten. Deze uniek ervaring heeft mij iets geleerd dat ik nooit meer zal vergeten: onze basiszekerheid ontlenen wij niet aan ons bezit, maar aan wie wij zijn en wat wij van onszelf maken.

Stefan Zweig

Vertaling Dirk Jansen