NIEUWSBRIEF STEFAN ZWEIG GENOOTSCHAP NEDERLAND
DISCUSSIE OVER DE KWALITEIT VAN STEFAN ZWEIG (?)
Als ik in Wenen ben ga ik graag even een uurtje praten met Wil Rouleaux. Wil schrijft voor een aantal grote Nederlandse bladen recensies over Duitse literatuur. Ik lees ze met genoegen, want hij koppelt grote kennis aan scherpzinnigheid en een zeer kritische geest. Daarnaast delen Wil en ik onze bewondering voor veel van het werk van Joseph Roth. Hij deelt echter niet mijn waardering voor Stefan Zweig. Wil slaat de literaire kwaliteiten van Joseph Roth vele, vele malen hoger aan dan die van Zweig. Ik kan het met zijn inzicht niet geheel oneens zijn, maar bij mij overheerst de waardering voor Stefan Zweig als boeiend verteller over de geest van zijn tijd, over de angstaanjagende invloed van fanatisme en over de hoopvolle aanwezigheid van humaniteit.
In onze gesprekken stelt Wil zich steeds constructief naar mijn opvattingen op. Hij formuleert zijn bezwaren genuanceerd en raakt ook zo nu en dan positieve aspecten van Zweig’s vertelkunst aan. Een paar jaar geleden heeft hij zelfs, bij een kort verblijf in Nederland, voor ons Genootschap een boeiende lezing over Zweig gehouden.
In “Letter en Geest” de literaire bijlage van Trouw op 10 december jl. stipt Wil in zijn recensie over twee nieuwe uitgaven van Joseph Roth boeken (Joden op drift en Biecht van een moordenaar) ook even Stefan Zweig aan. Hij noemt Zweig “de soms twijfelachtige landgenoot” van Joseph Roth. Die formulering suggereert op z’n minst dat hij vraagtekens achter Zweig zet, maar hij laat het “waarom” en “hoe” in het midden. Het kan slaan op zijn literaire kwaliteiten, op zijn enorme productiviteit, op zijn persoonlijkheid. Het zal waarschijnlijk niet slaan op de rol van twijfel in Stefan Zweig’s werk. In de humanistische vertelkunst van Zweig speelt twijfel als een positief aspect van het menselijk denken en handelen een belangrijke rol. Hij keert zich fel tegen ééndimensionaliteit, de bron van fanatisme.
Leest u zelf mee met de beginzinnen van Wil Rouleaux’ recensie onder de titel “ Zwerven zonder te weten waarom”:
“Vrijwel compleet vertaald, regelmatig herdrukt, alom bemind: bijna geen enkele klassieke Duitstalige schrijver heeft bij ons zo’n aanhoudend succes als de grote Oostenrijker Joseph Roth (1894-1939). Concurrentie heeft hij hooguit te duchten van Thomas Mann en Kafka of van zijn soms twijfelachtige landgenoot Stefan Zweig – met wie hij in vriendschap was verbonden.”
Wil, wees zo vriendelijk ons te vertellen wat je bedoelt met de “twijfelachtige landgenoot Stefan Zweig”.
Dirk Jansen
HET ANTWOORD VAN WIL ROULEAUX
Beste Dirk,
Hieronder mijn reactie op het door jou aangehaalde citaat uit ‘Trouw’ over
Stefan Zweig.
Nogmaals mijn beste wensen, het ga je goed – en uiteraard hoop ik je bij
gelegenheid weer te kunnen ontmoeten, in Wenen, Salzburg of het Vaderland.
Hartelijks, Wil
Onverminderd ambivalent en twijfelachtig sta ik tegenover het fenomeen
Stefan Zweig. Maar laat ik met het positieve beginnen. Met ‘Die Welt von
Gestern’ heeft hij volgens mij een in veel opzichten bewonderenswaardig
herinneringsboek geschreven, terecht een klassiek werk binnen de twintigste
eeuwse wereldliteratuur. Ook de voor zijn doen opvallend nuchter en zakelijk
geschreven ‘Schachnovelle’ behoort tot het beste uit zijn tijdperk. En wie
over Stefan Zweig oordeelt mag natuurlijk zijn generositeit en
hulpvaardigheid tegenover minderbedeelden nooit vergeten; hij heeft in een
moeilijke tijd veel collega’s (en ook onbekenden) financieel en anderszins
royaal gesteund. Kortom, hij was een echte humanist.
Daar staat tegenover dat ik veel novellen van Zweig alsmede zijn enige roman
‘Ungeduld des Herzens’ en vooral zijn talrijke geromantiseerde biografieën
welhaast ongenietbaar vind door hun sentimentaliteit, pathetiek en
gezwollen-bombastische taalgebruik. Superlatieven en aaneengeregen
adjectieven zijn hier schering en inslag. Alsof Zweig aan zijn eigen
zeggingskracht twijfelde, of het bevattingsvermogen van de lezer
onderschatte. Clichés wist hij lang niet altijd te vermijden. Wat dit
laatste betreft: onvergetelijk vind ik nog steeds de ironisch-kritische
opmerking van Joseph Roth in een brief aan zijn vriend en weldoener Zweig,
nadat hij zojuist een manuscript van hem had gelezen. Roth schrijft dat hij
een hekel heeft aan “een lente die zijn schaduw vooruitwerpt.”
Roth was niet de enige die Zweigs stijl hekelde. Thomas Mann vond hem
blijkens een dagboeknotitie uit 1942 “dwaas, slap en smadelijk”, en de
strenge en zich levenslang miskend voelende Robert Musil wilde op de vlucht
voor de nationaal-socialisten onder geen beding naar Brazilië, want “daar
zit Zweig al”. Waarschijnlijk hebben jaloezie en broodnijd ook een rol
gespeeld bij de negatieve oordelen van zijn collega’s, want Zweig was en is
wereldwijd een van de populairste Duitstalige schrijvers. In Frankrijk
verschijnt zijn werk sinds kort in de ‘Bibliothèque de la Pléiade’, waarmee
je definitief bent doorgedrongen tot het schrijverswalhalla. In Italië en de
Engelstalige wereld klakt men eveneens met de tong bij het horen van zijn
naam. Ik denk dat veel lezers en liefhebbers van Zweig minder op stijl en
vorm letten dan op spanning en dramatiek. Zij vallen voor de smeuïgheid van
zijn werk, en voor de toegankelijke (of moet je zeggen populistische?)
manier waarop hij interessante thema’s als angst, obsessies en seksualiteit
heeft verwoord.
Ik zal Stefan Zweig ook in de toekomst blijven lezen – hoewel met de nodige
reserve – niet in de laatste plaats omdat ik geen genoeg kan krijgen van de
tijd waarin hij leefde.
Wil Rouleaux
DE REACTIE VAN STEPHAN PETERS
Geachte heer Jansen,
Mijn dank voor uw verrassende nieuwsbrief. En ja, alles rondom Zweig, Roth en al die andere grote (en soms wat kleinere) namen uit de Duitstalige literatuur (én filosofie) heeft ook al decennia mijn interesse. Je leest ze, pakt ze af en toe weer eens ter hand en je oog valt op berichten in de media die er over schrijven. Zweig en Roth naast elkaar leggen heeft iets van een onwezenlijke competitie in zich. Een rare gewoonte die we overal en van alle tijden tegenkomen. Wie was er nou een grotere schrijver; Reve, Herman of Mulisch? Met kans op Nooteboom uit het oog te verliezen. Of Mann en Hesse? Böll of Grass? Voor mij allemaal meesters op hun eigen wijze.
Roth had meer oog voor de politieke gevaren. Fileerde de situatie, je zou kunnen zeggen scherpzinniger, waar Zweig vanuit zijn achtergrond en wellicht ook zijn onvermogen om een andere wereld dan zijn eigen comfortabele voor te kunnen stellen, andere onderwerpen en verdiepingen verkoos. Maar dat maakt Roth voor mij geen grotere schrijver dan Zweig.
Morgen, een onwezenlijke dag op het wereldtoneel, is het precies 4 jaar geleden dat Wil R. de uitgave “Jede Freundschaft mit mir ist verderblich’ recenseerde in de NRC. Daar memoreerde hij ook zijn groeiende bewondering voor Zweig, niet zozeer als literair stylist maar wel als mens en wellicht als humanist. Wanneer ik zelf weer eens een Fischer bundel van Zweig pak en een novelle herlees heb ik altijd weer dat gevoel dat ik een mooie film heb gezien. Zweig pakt me gewoon, ik zie de mensen voor me, de verbeelding en psychologie zijn samen vaak het frame in zijn verhalen.
Misschien kent u de gedachte; welke literatuur zou ik nou tot mijn top 10 rekenen? En welke muziek? Voor mij heeft ‘Die Welt von Gestern” lang in dat lijstje gestaan. Naar aanleiding van deze mail pak ik het boek uit de kast en ik tref achterin een krantenknipsel uit 2007 aan. Jan Blokker beschrijft dat hij nooit wat met dit boek heeft gehad en ook in een vertaling dit werk van Zweig hem niet heeft kunnen pakken. Zelfs niet na het lezen van de biografie van Oliver Matuschek over het leven van Zweig. Jan Blokker, een man die ik altijd bewonderde om zijn journalistieke scherpe pen en analyses, vond “Die Welt von Gestern” teveel ’Sissi”. Dat mag af en toe misschien zo zijn maar tegen het licht van de huidige Europese uitdagingen kan het werk niet genoeg gelezen worden. Evenals “Der Mann ohne Eigenschaften” van Musil en zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Roth (‘de melancholische balling grossierde in trefzekere observaties’ schreef Ronald Havenaar in de NRC van 5 mei 2009) is een virtuoos in scherpte en doortastendheid. Ik lees zijn werk met evenveel plezier maar het appelleert aan andere competenties van een intellectueel met een goede pen. Ieder zijn domein, of ze nu Dostojevski of Tolstoj heten. Kunst geeft troost en ook onze huidige tijd laat zien dat we er niet voldoende genoeg van kunnen hebben. Geëngageerde analytici (zoals wijlen ter Braak) of verhalenvertellers die ons empathisch vermogen ontwikkelen, geven ons de munitie tegen de groeiende lege frasen van vandaag. Zweig blijft voor mij een icoon die we momenteel met node missen. Weliswaar evenals Mann niet vooroplopend in politieke statements maar wat een prachtige woorden, zinnen en psychologische parels hebben ze achtergelaten!
(“Nein Roth, nicht hart werden an der Härte der Zeit, das heißt, sie bejahen, sie verstärken! Nicht kämpferisch werden, nicht unerbittlich, weil die Unerbittlichen durch ihre Brutalität triumphieren – Sie lieber widerlegen durch das Anderssein, sich höhnen lassen für seine Schwäche statt seine Natur zu verleugnen. Roth werden sie nicht bitter, wir brauchen Sie, denn die Zeit, soviel Blut sie auch säuft, ist doch sehr anämisch an geistiger Kraft. Erhalten Sie Sich! Und bleiben wir beisammen, wir Wenige!” (Zweig aan Roth, 25 sept. 1937 vanuit Londen).
met vriendelijke groeten,
Stephan Peters
KORTE REACTIE VAN WIL ROULEAUX
Wil Rouleaux:
Roth was niet de enige die Zweigs stijl hekelde. Thomas Mann vond hem
blijkens een dagboeknotitie uit 1942 “dwaas, slap en smadelijk”, en de
strenge en zich levenslang miskend voelende Robert Musil wilde op de vlucht
voor de nationaal-socialisten onder geen beding naar Brazilië, want “daar
zit Zweig al”. Waarschijnlijk hebben jaloezie en broodnijd ook een rol
gespeeld bij de negatieve oordelen van zijn collega’s, want Zweig was en is
wereldwijd een van de populairste Duitstalige schrijvers.
KORTE REACTIE VAN STEPHAN PETERS
Stephan Peters schrijft mij op 3 februari:
U mag Wil Rouleaux nog wel meegeven dat de ambivalentie in de relatie tussen Mann en Zweig weliswaar klopt maar dat zijn aantekening “dwaas, slap en smadelijk” uit z’n context is. Mann schrijft op 2 maart 1942 vanuit zijn luie stoel in Californië: “….Stimmen zum Tode Zweigs, den ich albern, schwächlich und schimpflich finde.” Thomas Mann vindt m.i. de dood (doelend op de zelfmoord) dwaas, slap en smadelijk, niet Zweig zelf. (2 febr)
ANTWOORD WIL ROULEAUX
Wil Rouleaux:
De opmerking van Thomas Mann in zijn dagboek van 2 maart 1942 kan grammaticaal gezien inderdaad betrekking hebben op zowel de dood van Zweig als op diens werk/persoon.
Wat tegen het eerste spreekt is dat Mann al enkele dagen daarvoor op dezelfde plaats over de plotselinge dood van Zweig schreef: “Rätselhaftes Vorkommnis”. Nu een herhaling? Nee, ik denk dat Mann hier het werk van Zweig bedoelt.
Zeker is dat Mann op diverse andere plaatsen in zijn dagboek allerminst vleiend over Zweigs oeuvre heeft geoordeeld (net als zijn zoon Klaus). Overigens heeft Thomas Mann publiekelijk juist wel positief over Zweig gesproken. Vlak na Zweigs dood bijvoorbeeld in ‘Aufbau’, het in Amerika verschijnende Duitstalige maandblad voor emigranten. Mann was zoals bekend een huichelaar, of moet je zeggen: hij was te elegant om een collega publiekelijk te bekritiseren?
Hartelijke groet vanuit old-Vienna, Wil
PS Je mag deze mail doorsturen naar de gerespecteerde Stephan Peters.
DE MENING VAN DE VERTALER VAN HET BETREFFENDE BOEK PAUL BEERS
Paul Beers
Beste Wil en Stephan,
uit de geciteerde woorden van Mann blijkt dat jullie mijn vertaling van diens dagboek hebben gebruikt.
Ik citeer nu voor de volledigheid alles wat Mann in die dagen over Zweigs dood heeft genoteerd:
Maandag 23 februari 1942
‘Telefonisch een telegram van Ch. Neider dat Stefan Zweig zich in Brazilië samen met zijn vrouw van het leven heeft beroofd. Raadselachtig voorval.’
[het lijkt mij duidelijk dat dit alleen op die dood slaat, niet op het werk]
Dinsdag 24 februari 1942
‘Over Zweigs dood in de krant, nagelaten statement, volstrekt ontoereikend.’
Maandag 2 maart 1942
‘De “Aufbau”, reacties op Zweigs dood die[‘den’] ik dwaas, slap en smadelijk vind. “Onze wereld verdwijnt.” Ik erken niet dat wat verdwijnt, mijn wereld was. Wie zal zich met het liberale humanisme identificeren.’
[ook hier blijkt toch duidelijk dat Mann alleen Zweigs dood bedoelt; en je ziet, Wil, dat in deze zelfde aantekening de ‘Aufbau’ al vermeld wordt]
DE AFRONDENDE REACTIE VAN WIL ROULEAUX
Wil Rouleaux 26-2-2017
De zogenaamde discusssie die is ontstaan over de dagboekpassage van Thomas Mann naar aanleiding van Stefan Zweigs zelfmoord is feitelijk gezocht en overbodig. De onbevangen lezer oordele zelf.
Mann schrijft letterlijk op 2 maart 1942: “Stimmen zum Tode Zweigs, den ich albern schwächlich und schimpflich finde.” (In de vertaling: ‘dwaas, slap en smadelijk’.)
Het gaat hier dus om een doodgewone accusatief (“…den ich…”), die zowel betrekking kan hebben op de dood van Zweig als op diens werk/persoon en misschien zelfs wel op beide.
Hoe de fijne meestervertaler Paul Beers nu van menig kan zijn “hier blijkt toch duidelijk dat Mann alleen Zweigs dood bedoelt” is mij een raadsel.
Ik heb eerder op jouw verzoek mijn ambivalente houding tegenover Zweigs werk enigszins onderbouwd en toen ook enkele kritische stemmen van zijn collega’s aangehaald. Ik wilde er niet te veel noemen om de indruk te vermijden dat ik tegen Zweig polemiseer, waar geen enkele aanleiding toe bestaat.
De volgende reactie van Thomas Mann in zijn dagboek van mei 1939 heb ik toen dus weggelaten. Mann schrijft daar over een tafelgesprek met zijn familieleden over de vraag welke schrijver “Die Palme der Minderwertigkeit” verdient, en hij noemt ondermeer Erich Maria Remarque, Emil Ludwig en Lion Feuchtwanger. Maar als eerste noemt hij uitgerekend Stefan Zweig. Let wel: de schrijver met wie hij uiterst vriendelijk correspondeerde en die hij in zijn Aufbau-herdenkingsartikel lof toezwaaide.
EN TENSLOTTE DE BRIEF VAN BEWONDERAAR CORRY SPIJKERS:
Dag Dirk,
Waarom is de meerderheid van Zweig lezers zo door hem geboeid? Want dat is
zijn geheim, je raakt geboeid ook ik, vanaf de eerste blz. “De wereld van
gisteren” heb ik meerdere keren gelezen. Bij een spannend boek zonder veel
literaire kwaliteiten is dat bij mij niet zo. Wat is er dan dat zo boeit?
Ik denk de stemming, je bent a.h.w. ter plekke. Dat doen niet veel hem na.
Vandaar die jaloezie ? Laat zijn criticasters maar kletsen, men zal hem nog
lang blijven lezen.
Waar kan ik wat vinden over zijn reis naar Brazilië en zijn zelf gekozen
dood, wat ik hem vanuit mijn egoïsme wel kwalijk neem.
Hij had ons nog zoveel meer kunnen vertellen.
Hartelijke groet
Corrie Spijkers