Beste lezeressen en lezers,
Piet Wackie Eysten, onze Zweig-vriend en publicist over onder meer de relatie tussen Stefan Zweig en Richard Strauss, reisde naar München om een zeldzame opvoering door de Bayerische Staatsoper van de komische opera Die Schweigsame Frau bij te wonen. U weet wel: de opera waaraan de componist Strauss en de libretto-schrijver Zweig samenwerkten . Om politieke en artistieke redenen werd de opera geen groot succes. Zweig zelf vond het stuk te lang en te zwaar geworden.
De Staatsoper kortte de opera in en Piet Wackie Eysten vertelt ons over het ontstaan, het verhaal en zijn indrukken van de uitvoering in München.
D.J.
Die schweigsame Frau in München
Richard Strauss’ opera Die schweigsame Frau, waarvoor Stefan Zweig het libretto schreef, is maar zelden live te horen. Ook opnamen ervan zijn spaarzaam, meestal slechts ‘Mitschnitte’ van podiumproducties. Toen ik hoorde dat hij in de Bayerische Staatsoper in München op het programma stond, heb ik dus niet geaarzeld en ben erheen gereisd. In oude agenda’s kon ik vinden dat de eerste keer dat ik die opera hoorde veertig jaar geleden is, toen zij in 1977 tijdens het Festival van Glyndebourne werd opgevoerd onder leiding van Andrew Davis.
Vanwaar die fascinatie voor deze vrijwel geheel onbekende opera van de juist om zijn opera’s, niet minder dan vijftien in getal, zo bekende componist?
Het was de briefwisseling tussen Strauss en Zweig die mij op het spoor zette van hun gezamenlijke schepping. Strauss was in november 1933 door minister Joseph Goebbels benoemd tot President van de Reichsmusikkammer. De boeken van de Oostenrijkse schrijver van Joodse afkomst Stefan Zweig werden in datzelfde jaar door diezelfde Goebbels op de brandstapel gegooid. Een grotere tegenstelling is haast niet denkbaar. Niettemin werkten zij van af hun eerste contact in 1931 tot kort voor de première op 24 juni 1935, intensief met elkaar samen aan hun enige gezamenlijke schepping, de komische opera Die schweigsame Frau.
Door een gemeenschappelijke vriend, Anton Kippenberg, werden zij in het najaar van 1931 met elkaar in contact gebracht. Strauss was verheugd over zijn nieuwe tekstdichter. Sinds de dood van zijn trouwe librettist Hugo von Hofmannstahl in 1929 had hij tevergeefs naar een opvolger gezocht. Zweigs voorstel om Epicoene, or the silent woman, een klucht van Shakespeares tijdgenoot Ben Jonson (1572-1637), als stramien voor een komische opera te gebruiken sprak Strauss onmiddellijk aan.
In Zweigs bewerking van Jonsons komedie is Sir Morosus een gepensioneerde zeekapitein, die geen lawaai kan verdragen, zelfs niet het voortdurende gekwebbel van zijn huishoudster. Als plotseling zijn verloren gewaande neef Henry met een luidruchtig operagezelschap zijn huis binnendringt (‘eine ganze Opera in meinem Haus!’, roept hij vol afschuw uit), wordt hij woedend. Hij onterft Henry ter plaatse. De toevallig juist aanwezige barbier (had Zweig Mozarts Figaro in gedachten?) weet raad. Als Henry zijn oom aan een zwijgzame vrouw kan helpen, zodat Morosus zich van zijn praatzieke huishoudster kan ontdoen, zal alles in orde komen. Zo gezegd zo gedaan. De prima donna van het gezelschap, Aminta, tevens Henry’s geliefde, doet zich voor als een stil en bedeesd meisje. Morosus loopt in de val. Hij wordt door twee verklede artiesten uit Henry’s troep met haar in de echt verbonden. Maar zodra het huwelijk is gesloten ontpopt Aminta zich als een ontembare feeks. Zij raast en tiert en zet het hele huis op zijn kop. Morosus weet niet hoe snel hij Henry moet vragen hem van deze furie te verlossen. Geen probleem, ook voor een prompte echtscheiding kan Henry met behulp van de eveneens uit zijn troep geselecteerde Lord Chief Justice ter plekke zorgen. Morosus is zijn neef eeuwig dankbaar en herstelt hem in zijn rechten als enig en universeel erfgenaam. ‘Mein Gott, es war nicht mehr als eine Farce’, zou hij zijn collega Ochs uit Strauss’ Rosenkavalier hebben kunnen nazeggen. Met zijn verzuchting ‘Nur Ruhe, nur Ruhe!’, eindigt de opera.
Na de première in 1935 werd de opera door de nazi’s in Duitsland verboden. Strauss moest zijn positie als president van Reichsmusikkammer neerleggen, nadat een brief van hem aan Zweig door de Gestapo was onderschept en aan Hitler voorgelegd. Zweig bevindt zich dan inmiddels in vrijwillige ballingschap in Londen. Rechtstreeks contact tussen hen beiden is voortaan onmogelijk. Zweig maakte in 1942 in Brazilië, samen met zijn tweede vrouw, Lotte Altmann, een einde aan zijn leven. Richard Strauss stierf op 8 september 1949 in zijn woonplaats Garmisch op 85-jarige leeftijd.
Strauss’ enige komische opera heeft naast vele van zijn andere werken geen stand kunnen houden op de podia. Deels ligt dat zeker aan de hoge moeilijkheidsgraad van de muziek, zowel voor het orkest als voor de zangers. Het werk vereist bovendien een zeer grote orkestrale bezetting en is veel te lang, het wordt, voorzover ik weet, uitsluitend met drastische coupures uitgevoerd. Zweig, die nooit een voorstelling van ‘zijn’ opera heeft kunnen bijwonen, onderkende deze bezwaren al direct. Kennelijk afgaande op wat hij hoorde van bekenden die de première wel hadden bijgewoond, schreef hij op 26 juni 1935, twee dagen na de première, aan zijn vrouw Friderike:
‘Was die Oper selbst betrifft, so ist eines gewiss, dass sie viel zu lang ist, zweitens, dass sie wahnwitzig schwer ist, also ganz das Gegenteil dessen, was mir vorgeschwebt, keine leichte Oper sondern mit Raffinements geladen und eher erdrückend durch die Fülle. Einzelne Teile sollen hervorragend sein und der erste Akt geschlossen, dann geht es ähnlich wie bei der Arabella und der Ägyptischen Helena ins Ermüdende über. […] Von allen schweren Opern Straussens scheint diese die schwerste zu sein.’
Ook in de voorstelling onder leiding van de Hongaarse dirigent Stefan Soltesz, met regie van de Australische regisseur Barri Kosky, die ik in München bijwoonde, waren flinke coupures aangebracht. Opvallend was verder het verschil met de traditionele vormgeving die ik in Glyndebourne had gezien. Daar stelde het toneel conform Zweigs regieaanwijzingen de woonkamer van Morosus voor, vol met aan diens nautische carrière herinnerende attributen, zoals scheepsmodellen, vlaggen, wapens, verrekijkers, ankers, vistuig e.d., en met dienovereenkomstige kostuums. Op het toneel in München stond alleen een groot model rustbed, waarop Morosus ogenschijnlijk lag te slapen. De binnentredende barbier, die volgens Zweigs toneelaanwijzingen Morosus komt kappen en zijn baard komt bijknippen (zijn naam is Schneidebart), stapte hier een lenige jongeman op gympen en in trainingspak Morosus’ kamer binnen en begon als een personal coach ochtendgymnastiek met hem te doen. Morosus bleef voorlopig in pyama, maar Henry was gekleed in een hedendaags pak. Het verdere operagezelschap bestond uit een bonte verzameling komedianten in tijdloze carnavalsuitrusting. Vrijheden ten opzichte van Zweigs aanwijzingen die mij voor een klucht als deze gerechtvaardigd lijken.
De gerenommeerde bas-bariton Franz Hawlata was een schitterende Morosus, die zich voor zijn leeftijd moeiteloos over het toneel bewoog. De veeleisende rol van Aminta werd virtuoos gezongen door de Amerikaanse coloratuursopraan Brenda Rae. Zoals bekend had Strauss weinig op met tenoren, maar voor Henry, hier gezongen door de Slowaakse tenor Pavol Breslik, heeft hij een mooie rol geschreven, die met name in het korte liefdesduet met Aminta tot zijn recht komt. De finales van alle drie de aktes zijn, naar goed operagebruik, grote ensembles, alleen in de laatste akte nog gevolgd door een rustig gezongen slotmonoloog van Morosus, die dankbaar is voor de hem eindelijk gegunde rust: ‘Nur Ruhe! Nur Ruhe!’
Het valt te vrezen dat deze opera, met haar opzienbarende ontstaansgeschiedenis, voorlopig weer rust gegund zal zijn. Ook dat lijkt Zweig te hebben voorzien. In de hierboven geciteerde brief aan zijn vrouw schrijft hij:
‘Vermutlich wird die Oper ein historisches Halbleben führen wie Die Frau ohne Schatten, die Ägyptische Helena, das Intermezzo, manchmal hervorgeholt, aber keine ständige Repertoireoper und wahrscheinlich (ganz im Gegensatz zu dem was ich wollte) für kleinere Bühnen unmöglich. […] Ich bin neugierig, sie im Radio zu hören. Vielleicht hat er [RS] bis dahin schon die anscheinend sehr notwendigen Kürzungen angebracht.’
Piet Wackie Eysten