EEN ONMOGELIJKE SAMENWERKING

 

Beste Mensen,

Wij zijn van plan om in 2018 uitgebreid aandacht te geven aan de onmogelijke relatie en samenwerking tussen Richard Strauss en Stefan Zweig.

Als het mee zit met de voorbereidingen denken wij in het voorjaar van 2018 hierover een voorstelling in Den Haag  te presenteren. Wij houden u op de hoogte.

In het onderstaande artikel uit Place de l’Opera wordt een komende opvoering van Richard Strauss’ laatste opera Capriccio beschreven.

Het was Stefan Zweig die Strauss, tijdens hun samenwerking aan Die Schweigsame Frau, op het spoor  van deze opera zette.

Het werk werd pas in 1942 opgevoerd. Het jaar waarin Zweig zijn heimwee naar Europa niet meer kon verdragen. Tevens de jaren waarin Strauss googelde met zijn kunstenaarschap in Nazi-Duitsland en daarin zijn eer verloor.

Dirk Jansen

 

Camilla Nylund excelleert in Capriccio

 

De Oper Frankfurt brengt dit seizoen een nieuwe productie van Capriccio, de laatste opera van Richard Strauss. De enscenering van Brigitte Fassbaender is niets minder dan briljant en Sebastian Weigle toonde zich afgelopen zondag een uitnemend Strauss-dirigent. Maar Camilla Nylund stal de show.

 

Toen Richard Strauss met Stefan Zweig samenwerkte aan het project Die schweigsame Frau stuitte deze op Giovanni Battista Casti’s libretto Prima la music a, poi le parole, dat ooit door Antonio Salieri was gebruikt. Zweig leverde de nodige ideeën aan voor een versie die zou kunnen aansluiten bij het werk van Strauss. Later werd deze rol overgenomen door Joseph Gregor, Strauss’ nieuwe librettist. Uiteindelijk nam de maestro zelf het werk ter hand en voltooide samen met dirigent Clemens Krauss het libretto voor dit ‘Konversationsstück für Musik’.

Het werk werd gecomponeerd in 1940 en 1941 en ging in München in première op 28 oktober 1942, toen de oorlog in alle hevigheid woedde en de holocaust in volle gang was. Velen hebben zich erover verbaasd dat Strauss in die tijd met een werk kwam dat handelde over zoiets triviaals als het primaat onder de kunsten, meer in het bijzonder het woord en de muziek. Toch is dat niet zo verwonderlijk.

Om te beginnen was Strauss een volstrekt apolitiek persoon, die nazibobo’s beoordeelde op grond van hun gedrag in de sociale omgang. Waren ze vervelend tegen hem, dan was dat een minpunt. Waren ze vriendelijk, dan was hij meegaand. Bovendien had Strauss er geen enkel persoonlijk belang bij de toenmalige regering tegen zich in het harnas te jagen, vanwege zijn Joodse schoondochter. Mede hierdoor heeft zij de oorlog kunnen overleven.

Daarnaast is er de artistieke afstandelijkheid die wordt gesuggereerd in de opera zelf als de actrice Clairon zegt: “Wenn wir in unsere Welt des Scheins der Wirklichkeit zu nahe kommen, so ist die Kunst in Gefahr sich die Flügel zu verbrennen.” Kortom, opera dient geen direct verband te hebben met de actualiteit, een uitgangspunt dat ook vandaag de dag voor verdeeldheid zorgt tussen regietheateradepten en zij die opera zien als ‘een noodzakelijke luxe’ die de bezoeker de gelegenheid geeft zich even aan de zorgen van alledag te onttrekken.

Olivier en Flamand

‘Wort und Ton’ worden in Capriccio gepersonifieerd door respectievelijk de dichter Olivier en de componist Flamand. Zij proberen elkaar de loef af te steken op hun vakgebied. Tegelijkertijd dingen ze naar de hand van de gravin, de jeugdige weduwe Madeleine, die hun gastvrijheid biedt op het kasteel dat zij deelt met haar broer. Centraal in het verloop van de handeling staat een sonnet van de zestiende-eeuwse dichter Pierre de Ronsard dat zogenaamd door Olivier is geschreven.

Olivier probeert indruk op de gravin te maken door zijn tekst vol gevoel te declameren, maar zij wordt er slechts matig door bewogen. Intussen ziet Flamand zijn kans schoon en zet het gedicht razendsnel op muziek. Als hij het voorzingt, gaat er een wereld voor Madeleine open; nu vind ze het pas echt ontroerend. Hoewel de strijd begrijpelijkerwijs in de opera onbeslist blijft, is duidelijk dat Flamand en zijn muziek een streepje voor hebben. Dat was ook wel te verwachten in een libretto van de hand van een componist en een dirigent.

Lange melodielijnen vielen Straus, die al tegen de 80 liep, niet meer in. Maar uit zijn beperkte muzikale ideeën wist hij wel alles te halen wat erin zat. Het sonnet krijgt van Strauss een prachtige melodie, waarvan het motief door de hele opera heen loopt en centraal staat in de prachtige slotscène ‘Morgen Mittag um elf’. De ‘Mondscheinmusik’ die deze scène inluidt is één van mooiste stukken die Straus heeft geschreven, met een grote solo voor hoorn. Ook dit thema kan de oplettende luisteraar al op eerder momenten in de muziek ontwaren.

Strauss en Krauss hebben gekozen voor 1777 als jaar van handeling. Het is een periode waarin de hervorming van de opera door Gluck voor veel ophef onder het Parijse theaterpubliek zorgde en hen in twee kampen verdeelde. Tegenwoordig zou dat op voor- en tegenstanders van ‘regisseurstheater’ kunnen slaan. Fassbaender heeft het stuk echter verplaatst naar de tijd van het Vichyregime, tevens de tijd waarin het werk zijn première beleefde.

De dubbele keuze – muziek of dichtkunst, plus de bijbehorende kunstenaar – krijgt hiermee een extra dimensie: het besluit om wel of niet in het verzet te gaan. Onze gravin blijkt die keuze al lang tevoren gemaakt te hebben. Het doet denken aan de film L’armée des ombres van Jean-Pierre Melville, waarin een teruggetrokken kamergeleerde tot ieders verrassing het hoofd van de Résistance blijkt te zijn.

Het decor en de kostuums zijn van Johannes Leiacker, tot in de puntjes verzorgd en geheel in overeenstemming met de gekozen periode. De speelruimte wordt gevormd door een overmaatse serre, die aan de achterzijde toegang lijkt te geven tot een theaterzaal. We bevinden ons dus op een château, zo’n voorziening hoeft geen vervreemding te wekken. De serre is spaarzaam gemeubileerd, niet meer dan een tafel en een paar stoelen.

Camilla Nylund als de gravin met AJ Glueckert als Flamand (links) en Daniel Schmutzhard als Olivier in Capriccio bij de Oper Frankfurt. (© Monika Rittershaus)

De personenregie van Fassbaender is tot in de kleinste details uitgewerkt. Bij voortduring is er sprake van waarneembare interactie tussen alle aanwezigen, ook wanneer zij niets te zingen hebben. Zo worden ook de Haushofmeister en de acht bedienden van meet af aan in de handeling betrokken en ook de aankomst van de danseres en de Italiaanse zangers krijgt de volle aandacht.

Opvallend is ook de rol van de souffleur Monsieur Taupe. Hij is al direct in beeld en blijkt een zeer nieuwsgierig mannetje te zijn. De indruk wordt gewekt dat hij een spion is die na moet gaan of het kasteel een centrum van het verzet is. Graham Clark speelde zijn personage fraai uit, een hybride van Mime en een typetje van Louis de Funes.

Perfecte Strauss-heldin

De twee kemphanen Olivier en Flamand werden uitstekend vertolkt door respectievelijk Daniel Schmutzhard en AJ Glueckert. De graaf was in goede handen bij Gordon Bintner en Tanja Ariane Baumgartner speelde de actrice Clairon met mooi gedoseerde sterallures.

Terwijl de strijd tussen Olivier en Flamand woedt, weten ze elkaar te vinden in hun kritiek op theaterdirecteur La Roche. Dit personage wordt door velen gezien als een goedmoedige karikatuur van de Oostenrijkse theaterdirecteur Max Reinhardt, die samen met Strauss aan de basis stond van de Salzburger Festspiele. La Roche heeft als enige man een lange monoloog in het stuk en weet daarin iedereen op het toneel ‘plat te krijgen’. Bas Alfred Reiter wist mij op dit punt echter niet geheel te overtuigen. Ik vond hem wat te licht voor zijn rol en te veel klinken als een karakterbariton met een wat hese stem. Declamatorisch zat het wel goed, maar zangtechnisch was het wat minder.

Daar was bij Camilla Nylunds vertolking van de verliefde gravin Madeleine – maar op wie, of op beiden? – in het geheel geen sprake. Nylund is een gravin in de traditie van Elisabeth Schwarzkopf en Lisa della Casa; uiterlijk wat afstandelijk en onderkoeld, maar met onderhuidse sensualiteit. De perfecte Strauss-heldin. Haar slotmonoloog ‘Morgen Mittag um elf’ was van een overweldigende schoonheid. Strauss zou haar zonder meer gecomplimenteerd hebben.

Aan het einde van haar bespiegelingen wisselt ze van kleding. De Haushofmeister reikt haar een vaal groene mantel en donkere baret aan en in één klap is de voorname Madeleine getransformeerd in Michelle – “I will say this only once”. Samen met haar negen man personeel gaat ze op weg voor een gewapende verzetsactie. Het is een onverwacht ontroerend einde en Fassbaender verdient een groot compliment dat ze deze actualisering met mooi uitgewerkte subplot zo doeltreffend heeft weten te ensceneren.

Sebastian Weigle gaf met vaste hand leiding aan het Frankfurter Opern- und Museumsorchester. Ook tijdens de chaotische taferelen die voorafgaan aan de monoloog van La Roche wist hij orkest en spelers uitstekend houvast te bieden, nergens gleed het maar een moment af. Luisteren naar Capriccio werkt verslavend. Het is opium voor straussianen.

Capriccio is nog driemaal te zien in februari. Zie voor meer informatie de website van de Oper Frankfurt.

door Peter Franken

Capriccio
Richard Strauss

Uitgevoerd door: Frankfurter Opern- und Museumsorchester onder leiding van Sebastian Weigle.
Solisten: Camilla Nylund, Daniel Schmutzhard, AJ Glueckert, Alfred Reiter e.a.
Regie: Brigitte Fassbaender.
Bezocht op 28 januari 2018

Comments are closed.