Een boze brief over ‘The Impossible Exile’

Tijdens mijn verblijf in Salzburg in de afgelopen weken sprak ik een goede bekende en tevens Stefan Zweig kenner, de heer Dr. Gerhard Aschenbrenner. Dr. Aschenbrenner heeft lang in het buitenland gewerkt en is na zijn pensionering teruggekeerd op zijn thuisbasis Salzburg. Momenteel bekleedt hij een bestuursfunctie in het Internationale Stefan Zweig Gesellschaft.
In het gesprek liet ik mij ontvallen dat ik ‘The impossible exile’, de biografie van George Prochnik over Stefan Zweig, in zekere zin een verademing vind in vergelijking met de meeste traditionele, gedegen, wat droge Duitstalige biografieën. Hij keek mij licht verbijsterd aan en schreef mij een brief (vertaling in het Nederlands is, met zijn goedvinden, van mij). Dirk Jansen

image1-16

DE BRIEF VAN DR. ASCHENBRENNER:

The Impossible Exile
Stefan Zweig aan het einde van de wereld

De ondertitel van het boek suggereert dat het de laatste jaren of zelfs maanden beschrijft van Stefan Zweig, voordat hij samen met zijn tweede vrouw Lotte zelfmoord pleegt in Brazilië.
Maar doet hij dat ook op een behoorlijke, passende wijze?
Op een manier die recht doet aan Stefan Zweig?

Op pagina 6 beschrijft hij SZ als:

“een welgestelde Oostenrijkse burger, rusteloos zwervende Jood, grenzeloos bekende schrijver, onvermoeibare pleitbezorger van pan-Europees humanisme, mateloze netwerker, onberispelijke gastheer, huismus op het hysterische af, nobele pacifist, goedkope populist, teergevoelig gevoelsmens, hondenliefhebber, kattenhater, boekenverzamelaar, drager van krokodillenlerenschoenen, dandy, depressief, enthousiaste cafébezoeker, verwant met eenzame zielen, vrouwenliefhebber bij gelegenheid, mannenlonker, verdacht van exhibitionisme, veroordeeld fantast, onderdanig naar de machthebbers, kampioen van de machtelozen, uitgesproken lafaard ten opzichte van de aftakeling van de ouderdom, onaangedaan stoïcijns ten opzichte van de dood”

En dit alles zonder enig vraagteken.

Ik heb een ander beeld in mijn hoofd, gekregen van mijn vader die Stefan Zweig in Salzburg kende: een heel vriendelijk, zachtmoedig, nobel mens.
Dit is alles dat ik hierover wil zeggen.

Ik heb nog een kwestie: het lijkt mij al zeer twijfelachtig om de ware redenen achter een zelfmoord te willen ontwarren, het komt mij nog speculatiever, zelfs onbehoorlijk voor om te willen wroeten in de laatste aarzelingen die Lotte Zweig op haar doodsbed had, gebaseerd op de foto’s die achteraf gemaakt zijn (bladzijde 348). Des te meer na het lezen van Alberto Dines’ boek waarin hij uitlegt dat de positie van de voorwerpen door de politie is veranderd.

Onzorgvuldigheden als Herman Hesse in plaats van Hermann, Günther Anders wordt Gustav en Hermann Broch moet uit Stanford komen reizen om SZ’s feestje in New York te bezoeken, terwijl hij in NY woont, laat ik verder rusten.

Mijn grootste bezwaar tegen dit boek is het misbruik dat de schrijver maakt van Stefan Zweig om aandacht te kunnen besteden aan de ballingschap van zijn eigen familie, waaraan het grootste deel van het boek dan ook is besteed. Wat heeft SZ in vredesnaam te maken met de wilde avonturen van tante Alice (blz. 16-18), hoe grappig deze (en zijzelf) ook geweest mogen zijn. Ik weet waarover ik het heb, want ik ken Alice.

De kaft van het boek, een collage van puzzelstukjes, onontwarbaar voor minder ingewijden, zijn een goede illustratie van de algehele benadering van de schrijver.

Het is een onmogelijk boek over ballingschap (The Impossible Exile Book)

Gerhard Aschenbrenner

Comments are closed.