29 maart en 22 april 1913

In Parijs leerde Zweig Marcelle kennen, die al spoedig zijn geliefde werd.
Dagboek van 29 maart 1913:

Wat lijken deze vrouwen op elkaar, zij [Marcelle] en F., welke mooie serieuze mensen omringen mijn noodlot, dat voor zulke grootsheid, bewust van zijn inschikkelijkheid, uitwijkt (de hoed in de hand), in plaats van het stevig te omarmen.

Op 22 april vertrouwt hij zij dagboek toe:

Zij [Marcelle] is zwijgzaam over dingen, sterk in het lijden en groot in het medelijden. Zij en Frederike zijn de vrouwen in mijn leven, bij wie ik de behoefte om te lijden het sterkst gevoeld heb. Zij zouden het liefst de mensen van wie zij houden ziek zien om hen vervolgens te kunnen helpen. […] Deze zes weken waren het meest intensieve samenzijn dat ik met een vrouw had en misschien alleen omdat het zeker was dat er niets vast lag.

Friderike woont met haar beide kinderen sedert de herfst van 1913 in Baden bij Wenen; zij is druk met het scheiden van haar man.

Comments are closed.