Onbekend werk van Stefan Zweig: Nooit aarzelen

Om uiteenlopende redenen zijn sommige korte verhalen of overpeinzingen van Stefan Zweig nooit in de bekende verzamelbundels terecht gekomen. Wij vonden een aantal van dit onbekende werk van Zweig in de Zweighefte van onze vrienden in Salzburg.

Een voorbeeld hiervan is de tekst  Zögern Sie nie die door Zweig in het Engels is geschreven en in 1941 in de Amerikaanse uitgave van Rider’s Digest is gepubliceerd. De Duitse vertaling kunt u vinden in Zweigheft nr 8. (www.stefan-zweig-centre-salzburg.at).

http://www.stefanzweig.org/asp0f.htm

Wij maakten voor u een Nederlandse vertaling:

NOOIT AARZELEN
De meest veelbelovende student aan ons gymnasium in Wenen was een goed uitziende zestienjarige, die buitengewoon begaafd, vlijtig, ambitieus en goed opgevoed was. Wij noemden hem schertsend “Metternich”, naar onze grote diplomaat, omdat wij ervan overtuigd waren, dat hij met zijn buitengewone intelligentie een prachtige carrière in het openbaar bestuur tegemoet kon zien. Het enige dat wij aan hem niet waardeerden, was zijn elegante uiterlijk: hij kwam altijd in pas geperste pakken en met een zorgvuldig gestrikte das naar school; als het slecht weer was, bracht de chauffeur van zijn vader hem met een luxueuze auto en haalde hem daarin ook weer op. Desondanks was hij een aardige vent zonder enige arrogantie; we mochten hem allemaal.

Op een ochtend bleef de stoel van “Metternich” leeg. In de lunchpauze hoorden wij de reden ervan. In de nacht daarvoor was zijn vader, een alom bekende financiële tussenpersoon, gearresteerd: zijn zaken bleken op één en al bedrog te berusten, en duizenden eenvoudige mensen werden van de ene dag op de andere van al hun zuurverdiende spaargeld beroofd. De kranten brachten dit schandaal in groot formaat en met foto’s van de schurk en zelfs van zijn familie. Wij begrepen wel waarom onze ongelukkige vriend niet naar school was gekomen. Hij schaamde zich. Twee weken lang bleven de kranten druk met onthullingen over de kwalijke praktijken van zijn vader; al die tijd bleef  de plek van “Metternich” leeg.

Op een dag in de derde week ging de deur open; “Metternich” slipte naar binnen, liep naar zijn plaats, sloeg direct een boek open en keek de volgende twee uren niet een keer op.

Als de bel luidde voor de tienminuten pauze, gingen we zoals altijd de gang op. “Metternich” haastte zich regelrecht naar het einde van de gang en stond daar helemaal alleen met z’n rug naar ons gekeerd uit het raam te staren, alsof hij gebiologeerd was door iets dat hij op straat zag. Wij wisten dat de arme jongen alles deed om ons niet in de ogen te hoeven kijken, en dat hij, als hij daar zo stond, erg alleen was.

Ons gepraat en gelach stierf weg toen wij ons bewust werden hoe hartverscheurend deze zelfopgelegde afzondering voor hem moest zijn. Het was duidelijk dat hij wachtte op enig teken van vriendschap van onze zijde. Maar omdat wij onzeker waren en niet wisten hoe we hem konden benaderen zonder hem in zijn trots te raken, aarzelden wij. Niemand van ons had de moed om de eerste stap te zetten.

Na eindeloos durende minuten riep de bel ons terug naar het leslokaal. “Metternich” draaide zich abrupt om en liep ook naar binnen, zonder ons aan te kijken. Zijn samengeperste lippen waren nog bleker dan daarvoor toen hij ging zitten en nerveus zijn boek opensloeg. Aan het einde van de ochtendlessen verliet hij het lokaal zo snel, dat niemand van ons de gelegenheid had hem aan te spreken.

We voelden ons allemaal wat schuldig en overlegden, hoe we het weer goed konden maken. Maar het was te laat; hij gaf ons hier niet meer de gelegenheid toe. De volgende morgen bleef zijn plaats weer leeg. We gingen naar zijn huis en hoorden dat hij bij thuiskomst tegen zijn moeder had gezegd dat hij zijn studie afbrak. En hij had inderdaad spoorslags Wenen verlaten om in de provinciestadje in de leer bij een apotheek te gaan.

Als hij zijn opleiding had afgemaakt, had hij het vermoedelijk in zijn leven verder geschopt dan wie van ons dan ook. Zonder twijfel had onze aarzeling en onze onbekwaamheid om hem te steunen wezenlijke invloed gehad op het mislukken van zijn carrière. Een enkel woord, een vriendelijk gebaar van onze kant zou hem die morgen misschien de kracht hebben gegeven om zijn zorgen te boven te komen.

Het gaat niet om gebrek aan invoelingsvermogen, aan gevoelsarmoede of aan boze opzet, die ertoe geleid hebben dat wij hem hem op zo’n moeilijk ogenblik alleen lieten: het was gewoon het gebrek aan moed dat ons weerhoudt om op een belangrijk moment het juiste woord te zeggen. Ik ben mij ervan bewust, dat het niet gemakkelijk is om iemand aan te spreken die uit schaamte over een nederlaag of een vernedering diep gekwetst is. Maar deze vroege ervaring heeft mij geleerd, dat je nooit moet aarzelen als een eerste impuls jou vertelt dat een troostend woord nodig is, want een woord of een teken van medeleven is alleen op een ogenblik van uiterste nood van werkelijke waarde.

De herinnering aan de arme “Metternich”, hoe hij voor het venster stond en tevergeefs op een teken van onze goede wil wachtte, heeft mij sindsdien geholpen om iedere keer als ik iemand tegenkom, die zich vertwijfeld of vernederd voelt, deze aarzeling te overwinnen en troostend begrip te tonen, voor het te laat is.

Stefan Zweig

(vertaling Dirk Jansen)

Comments are closed.