Onbehagen in de tijd van Zweig
De beroemde verhalenverteller Stefan Zweig leefde en werkte een eeuw geleden in een tijd waarin alles veranderde. Het Habsburgse Rijk, dat eeuwenlang de machtsverhoudingen in grote delen van Europa had bepaald, zakte in 1917 definitief van ouderdom in elkaar. Daarmee verdwenen in die periode ook zekerheden die eeuwenlang in Midden-Europa waren ingeburgerd. In De Groene Amsterdammer van 23 oktober 2014 verbindt de historicus Chris van der Heijden dergelijke ingrijpende maatschappelijke veranderingen aan het ontstaan van de reactie om terug willen naar “het oude”. Dat is ook de basisreactie van Zweig. In zijn autobiografie De Wereld van Gisteren beschrijft hij met weemoed deze verloren gegane wereld. Hij blijft echter niet steken in nostalgie en benoemt “fanatisme” als de oorzaak van de geweldsgolf die Europa vervolgens overspoelde. In zijn ogen is fanatisme de grootse vijand van humaniteit. In Castellio tegen Calvijn (Nederlandse vertaling 1936 blz. 205) roept hij dan ook: “…de eeuwig schuldige aan de moorddadige waan en de wilde verwarring van onze wereld blijft in alle tijden het fanatisme…”. Fanatisme is voor hem een vorm van één-dimensionaliteit: het geloof in het bestaan van slechts één waarheid en dat ieder middel geoorloofd is om deze waarheid geaccepteerd te krijgen. Chris van der Heijden formuleert deze één-dimensionaliteit als “het bestaan van slechts één waarheid, één gemeenschap, één doel en één gezagsbron” en “elke vorm van pluriformiteit, laat staan individuele zelfstandigheid, is uit deze boze”.
Er volgde een halve eeuw van crises en oorlogen die nodig bleken om een nieuwe, breed geaccepteerde maatschappelijke structuur te bouwen. In de tweede helft van de 20ste eeuw heeft die vorm gekregen in het Europa waarin wij nu leven, ingebed in vormen van kapitalisme.
Een eeuw geleden veroorzaakten alle omwentelingen een gevoel van maatschappelijk onbehagen en angst. Een moeilijk te verwoorden onzekerheid over een dreigende toekomst. Het waren kunstenaars die de onrust uitdrukten. Kafka’s werk is doordrongen van die ongrijpbare angst, Kokoschka produceerde zijn reeks van “zwarte schilderijen”, Mahler componeerde zijn 4de symfonie.
Onbehagen in onze tijd
In onze tijd sluimert een soortgelijk gevoel van angst en onbehagen. Er bestaat een toenemende weerstand tegen het heersend systeem, maar we hebben nog geen alternatief. Het beschamende gedrag van gevestigde instituties (bijv. banken en accountants) wordt aan de kaak gesteld, maar deze zetten, iets minder luidruchtig, hun praktijk op dezelfde voet voort. Het groeiend gebrek aan vertrouwen in hun uitgangspunten en uitvoeringspraktijk proberen zij te dichten door hun klanten deelgenoot te maken. Een gevoel van verbondenheid wordt gecreëerd door te laten inloggen bij “Mijn Rabo” of “Mijn ING.” Terwijl iedereen weet dat de bank van de aandeelhouder is, en niet van ons.
Het gevoel van onbehagen wordt ook gevoed door de mate van perfectie waarmee beelden en nieuws gemanipuleerd kunnen worden. De VPRO zond een documentaire uit over Chinese animatiekunstenaars die een (bijna) perfecte manier hebben ontwikkeld om nieuwsitems te voorzien van “opvulstukjes” die het nieuwsitem “vollediger maken”. Grijnzend merkten zij op dat natuurlijk wel vermeld moet worden wat oorspronkelijk materiaal is en wat niet.
Van der Heijden wijst in dit verband in zijn artikel in De Groene Amsterdammer op de machtige rol die public relation-strategieën spelen in het positioneren van die ene waarheid. Dit werd eeuwen geleden bewezen door het gebruik van de boekdrukkunst door Filips II. Vorige eeuw wendde Goebbels radio en film voor dit doel aan en vandaag benut IS de sociale media hiervoor.
De werkelijke drijfveren van het heersend waardensysteem wordt steeds professioneler verhuld. Als de voedselindustrie onder valse vlag verkeerd voedsel op de markt heeft gebracht komt er een marketing persoon professioneel en zonder haperen vertellen hoe hoog het bedrijf de volksgezondheid in het vaandel heeft.
Ons kapitalistisch systeem lijkt, net als het Habsburgs systeem een eeuw geleden, vast te lopen…
Creativiteit in de tijd van Zweig
Een eeuw geleden riepen de aanrollende veranderingen, vergezeld van het beschreven onbehagen, een weergaloze golf van creativiteit in Midden-Europa op.
Een paar voorbeelden:
Karl Kraus (1874-1936) was een gevreesde Weense satyricus die de taal wilde ontdoen van de verhullend vernislagen van het Habsburgse bestuur. Zijn aanpak was zeer persoonlijk. Hij lijkt op Youp van ’t Hek die ook personen in het openbare leven scherpzinnig confronteert met hun gebrek aan integriteit. Kraus was van mening was dat alleen een persoon moreel of immoreel kan zijn. Ideologieën kunnen dat niet zijn en mogen niet gebruikt worden als moreel alibi.
Met zijn vlijmscherpe pen schudde Kraus zijn publiek hartvochtig wakker. Als kwartiermaker bekleedde hij een voorhoedefunctie in het veranderingsproces.
Ludwig Wittgenstein (1889-1951) was een Weense intellectuele aristocraat die een nieuwe wijze van denken over taal ontwikkelde. Hij stelde zich ten doel om op een rationele wijze te achterhalen in welke mate taal gebruikt kan worden om betekenisvol te communiceren. Zijn conclusie is dat taal dit tot op zekere hoogte kan. Zodra we echter willen communiceren over thema’s die er werkelijk toe doen (waarden, ethiek, zin van het leven) blijkt taal ontoereikend. Zo ontoereikend dat we hierover beter kunnen zwijgen.
Hij voegde de daad bij het woord, stapte uit de academische wereld, schonk zijn gigantische erfenis aan anderen en werd dorpsonderwijzer. Daarmee blijkt hij een creatief denker, die zijn integriteit toont in zijn daden.
Arnold Schönberg (1874-1951) was een muziekvernieuwer. De logica van klankbewegingen is voor hem het wezen van een compositie. Hij ontwierp een nieuwe logica met zijn nieuwe harmonieleer: het twaalftoonstelsel. Hiermee wilde hij de muziek zuiveren van overbodige elementen die er in de eeuwen aangekoekt waren. Schoonheid was voor hem een bijproduct dat door de toehoorder zelf ingevuld moet worden. Alles draait om de integriteit van de kunstenaar.
Schönberg ontwierp een instrument waarmee zijn denkwerk toegepast kan worden. Hij was zowel denker als instrumentmaker in het veranderingsproces.
Ontdekkingen, uitvindingen, nieuwe zienswijzen en nieuwe kunst kwamen voorzichtig tot bloei. De verschrikkingen van de wereldoorlogen en crises die volgden ontnemen veel zicht op de invloed die deze creativiteit op de maatschappij had of had kunnen hebben.
Creativiteit in onze tijd?
Als het waar is dat nu opnieuw een golf van diepe veranderingen op ons aan rolt, dan kunnen de ervaringen van een eeuw geleden nuttig blijken. Er zijn veel verschillen en ook leerzame overeenkomsten. Het werk van schrijvers over het Europa van een eeuw geleden, zoals Philipp Blom, Geert Mak, Arnoud Weeda, Allan Janik en Sebastiaan Haffner, bevestigen deze veronderstelling.
Omdat veranderingsprocessen vaak chaotisch verlopen lijkt het de moeite waard om scherp uit te kijken en open te staan voor nieuwe kwartiermakers die dringende vragen oproepen, verrassende denkers die nieuwe wegen wijzen en denkers of politici die bruikbare instrumenten maken.
Thomas Piketty is een nieuwe kwartiermaker als hij de kwestie van zorgwekkend groeiende inkomensverschillen door aan de orde stelt. Alternatieven voor het heersende kapitalistisch denken zijn vooralsnog niet voorhanden.
Een intelligente poging tot analyse en tot formulering van oplossingsrichtingen wordt door Yoel Gamzou (1987) gedaan in De solist en de tweede viool (Nexus nummer 67 najaar 2014). Hierin betoogt hij onder meer dat het in onze huidige tijd praktisch onmogelijk is om creatief te zijn. We worden opgeleid en bevestigd in een systeem dat een ieder afrekent op onderlinge vergelijking en vastgelegde maatstaven. Iedereen wil bijzonder zijn, maar doet dat, ongemerkt, binnen de kenmerken en maatstaven van het systeem. Excellente, maar voorspelbare, middelmatigheid wordt daarmee het hoogst bereikbare. Gamzou betoogt dat je pas echt creatief bent als je buiten het heersende systeem stapt. Maar daarop is het heersende onderwijssysteem niet ingericht en is de kennis die we doorgaans verwerven te oppervlakkig en te smal.
Yoel Gamzou pleit ervoor mensen weer aan te moedigen “waarom-vragen” te stellen, twijfel in jezelf toe te laten over vanzelfsprekendheden en uit te stijgen boven de meetbare middelmaat.
Het is nog onduidelijk in welke richting veranderingen zich in de komende jaren gaan voltrekken. Een dringende vraag moet in ieder geval zijn: hoe voorkomen we dat maatschappelijke veranderingen opnieuw gepaard gaan met excessief geweld. Als Stefan Zweig gelijk had met zijn opvatting dat het voorkomen van massaal fanatisme de sleutel hiertoe is, dan zouden veel inspanningen zich daarop moeten richten. Te beginnen bij onderwijs dat kinderen tot breeddenkende mensen maakt en niet alleen tot inkomen-verzamelaars.
Door Dirk Jansen, Stefan Zweig Genootschap Nederland