“Reizen of Gereisd Worden”
Vertaald door Dirk Jansen
Havens en treinstations zijn mijn hartstocht. Ik kan er urenlang voor staan en wachten tot een nieuwe, bruisende golf van mensen en goederen de voorafgaande golf overspoelt, ik houd van de geheimzinnige tekens van aankomst en vertrek, de kreten en geluiden, bont en gedempt, die betekenisvol in elkaar weven. Ieder station is anders en elk haalt weer een volgende verte dichterbij, iedere haven, ieder schip brengt een andere vracht binnen. Zij zijn de wijde wereld in ons stadje, de veelkleurigheid in onze alledaagse dag.
Maar nu heb ik in Parijs voor het eerst een nieuw soort station ontdekt; ze staan midden op straat zonder hal en dak, ze zijn niet gemakkelijk te herkennen en laten toch voortdurend eb- en vloedstromen zien. Dat zijn de stations van openbaarvervoerbussen, die misschien eens de treinwagon zullen vervangen: met hen begint een nieuw soort reizen, het massale reizen, het reizen op contract, het gereisd-worden. Negen uur, de eerste groep nadert vanaf de boulevard, veertig, vijftig passagiers, meest Amerikanen en Engelsen, een tolk met een kleurrijk petje laadt ze in, ze gaan naar Versailles, de kastelen aan de Loire, de Mont St. Michel, ze gaan tot in de Provence. Een mathematische organisatie heeft de hele reis voor hen uitgedacht en voorbereid, ze hoeven niet meer te zoeken, wel te rekenen; de motor wordt aangezwengeld, ze rijden een onbekende stad binnen, het middageten (in de prijs begrepen) staat gereed, evenals ’s avond het bed, de musea, de bezienswaardigheden staan bij aankomst met geopende deuren klaar, men hoeft zelf geen portier te halen en geen fooi te geven. In het tijdschema is alles voorzien, de route is vele malen verkend: wat een genot! Men hoeft niet: aan geld te denken, zich voor te bereiden, boeken te lezen, verblijf te regelen – achter de reisconsument (ik zeg niet “de reiziger”) staat, kleurig bemutst, de reisgids (een soort oppasser en verzorger tegelijk) en die elke bijzonderheid mechanisch uitlegt. Men hoeft niets anders te doen dan een keer naar het reisbureau te gaan, een reis uit te kiezen, te betalen om voor veertien dagen onder dak te zijn en gelijk rollen de koffers voorwaarts en werkkaboutertjes zetten eten en bed klaar in een nieuwe, onbekende omgeving – en zo reizen nu, zonder een vinger te verroeren, honderdduizenden uit Engeland en Amerika hierheen. Of beter gezegd, ze worden gereisd.
Ik heb mij ingespannen om mij een keer in zo’n mensenmenigte in te leven; de geriefelijke kanten laten zich moeilijk ontkennen. Men krijgt alle gelegenheid om aandachtig om zich heen te kijken en te genieten: men wordt niet afgeleid door kleine, maar niet te ontkennen zorgen, zoals aan onderdak en eten te komen, treintijden na te kijken, de verkeerde weg in te slaan, zich voor de gek te laten houden of bedrogen te worden, moeizaam vreemde talen te stamelen – alle zintuigen blijven open staan voor nieuwe indrukken. En deze benadering heeft al decennialang ervaring opgebouwd in het selecteren van bezienswaardigheden: men ziet werkelijk alleen de belangrijkste bezienswaardigheden op zo’n reis, aan gezelschap zal het niet ontbreken voor diegenen die pas echt kunnen genieten in aanwezigheid van anderen. Daarbij komt dat het goedkoop, praktisch en aangenaam is en daarom heeft het zeker toekomstmogelijkheden. Men gaat niet meer reizen, maar wordt gereisd.
Al sinds oeroude tijden hangt rond het woord “reis” de zoete geur van avontuur en gevaar, de adem van wispelturige toevalligheden en lokkende onzekerheden. Als we op reis gaan doen we het toch niet alleen om de verte, maar ook om weg te zijn van huis en haard, van de voorspelbare, geordende wereld thuis, om het plezier van niet-thuis-zijn en daardoor niet je normale-zelf te zijn. We willen het gewone verder-leven onderbreken met echt-beleven. Een ieder die echter op deze wijze gereisd wordt, rijdt aan veel nieuws voorbij en beleeft het nieuwe niet, al het bijzondere en persoonlijke van een land ontgaat hem noodzakelijkerwijze zolang hij aan de hand wordt genomen en zich niet door de ware god van het zwerven, door het toeval laat leiden. Deze Amerikanen en Engelsen blijven in hun autobus eigenlijk gewoon in Engeland en Amerika, ze horen de vreemde taal niet, ze voelen de eigenaardigheden en zeden van het volk niet, omdat iedere wrijving ontbreekt,. Zij zien de bezienswaardigheden, zeker, maar alle twintig busladingen per dag zien hetzelfde, daarbij geholpen door het kiezen van gelijksoortige reisgenoten. En geen van allen beleeft het diepgaand, omdat hij in gezelschap, tussen het gezwets en gepraat, de meest uitgelezen waarden en wereld aanschouwt, nooit op z´n eentje, nooit het wonderbaarlijke aandachtig in zich opnemen, wat hij mee naar huis neemt is niet meer dan de kale trots dat hij deze kerk, dat schilderij in het echt gezien heeft, eerder een sportieve prestatie dan een innerlijke beleving en culturele verrijking.
Daarom maar liever het minder geriefelijke, het lastige, het ergerlijke op de koop toe nemen, dit hoort bij iedere werkelijke reis, want altijd hangt er een zekere tegenzin tussen het comfortabele, moeiteloze aangereikt-krijgen en de werkelijke beleving. Al het wezenlijke in het leven, alles wat wij verrijking noemen, ontstaat met moeite en tegen weerstand in, alle werkelijke toename van medemenselijkheid moet op de een of andere manier met iets strikt eigens van ons wezen verbonden zijn. Daarom lijkt mij de steeds verder verbeterde mechaniek van het reizen eerder een gevaar dan een winst voor iedereen die niet alleen met de buitenkant tevreden is, maar het levende en diepliggende beeld van het nieuwe landschap in zijn ziel wil bergen. Als wij niet op iets nieuws uit zijn of dit op z´n minst willen ontdekken, als er geen verborgen energie en sympathie is die ons naar nieuwe dingen leidt, dan ontbreekt een geheimzinnige spanning in het genieten, een verbinding tussen het nooit aanschouwde en onze verraste blik en hoe minder we ons belevenissen gemakzuchtig laten voorschotelen, hoe meer wij ze avontuurlijk tegemoet treden, des te nauwer blijven ze met ons verbonden. Bergliften zijn heerlijk: binnen een uur brengen ze ons op het meest indrukwekkende hooggebergte, niet vermoeid en geriefelijk geniet je van het uitzicht op de diep beneden liggende wereld. Maar toch ontbreekt ergens de innerlijke voldoening bij dit mechanische transport naar boven, een merkwaardig prikkelende trots, het gevoel van voldoening. En dit bijzondere, bij het echte beleven behorend gevoel, ontbreekt bij een ieder die gereisd wordt in plaats van zelf te reizen, die ergens aan een loket weliswaar de prijs voor de reis heeft betaald, maar niet de hogere, de waardevollere, de innerlijke, nieuwsgierige energie heeft afgerekend. En merkwaardigerwijs betaalt deze inspanning zich later vele malen terug. Want alleen als we ons met moeite, onaangenaamheden, ergernis en vergissingen een indruk verwerven blijft de herinnering bijzonder helder en krachtig, nergens denkt men liever aan dan aan de kleine inzinkingen en problemen, de vergissingen en verwarringen van een reis, zoals men ook in latere jaren de domheden in de eigen jeugd blijmoedig omarmt. Dat ons eigen dagelijks leven steeds mechanischer, geordender over de strakke rails van deze technische eeuw loopt kunnen we niet meer verhinderen, misschien willen we dat zelfs liever, omdat we daarmee krachten sparen. Maar reizen moet verspilling zijn, afzien van ordening, zich overgeven aan het toeval, het buitengewone kiezen in plaats van het dagelijkse, het moet allerpersoonlijkst zijn, een volstrekt eigen vorm geven aan onze neigingen; daarom willen we ons verdedigen tegen de nieuwe bureaucratische, machinale vormen van volksverhuizing door de reisindustrie.
Als we dit kleine avontuur in onze al te geordende wereld kunnen redden, als we ons niet als vrachtgoed laten verreizen , maar reizen op de traditionele manier van onze (groot)ouders, omdat we dit zelf willen , dan pas wordt ieder reis een ontdekkingsreis, niet alleen in de buitenwereld, maar ook in onze eigen innerlijke wereld.
Oorspronkelijk verschenen in Reclam Universum, Moderne illustrierte Wochenschrift, Stuttgart 1926
Overgenomen uit Das Grosse Lesebuch, Fischer Taschenbuch Verlag 2005.
Vertaling Dirk Jansen