Zweig verzoent tegenstellingen

Stefan Zweig

Stefan Zweig is een gecompliceerd mens. Dat vond zijn eerste vrouw Frederike, en Zweig zelf kon het daarmee wel eens zijn. Hij acht zichzelf een vat vol tegenstrijdigheden. In De Wereld van Gisteren beschrijft hij de altijd voelbare spanning tussen verlangen naar geborgenheid en naar verandering. Ook zijn voortdurende pogingen om zijn introvertie te combineren met zijn streven om een succesvol publiek persoon te zijn roept forse innerlijke tegenstrijdigheden op. In Salzburg kende men hem als “de mensenschuwe dichter”, zijn vrienden kenden hem als een actief en voorkomend gastheer.

Zijn meest recente biograaf George Prochnik (The Impossible Exile) doet een geslaagde poging om de persoonlijkheid van Zweig meerdimensionaal te beschrijven. Voor hem is Zweig niet de onvermoeibare netwerker of de mensenschuwe dichter, maar de welgestelde Oostenrijker en  de zwervende Jood, de vrouwenliefhebber bij gelegenheid en de flirter naar mannen, de kampioen van machtelozen en de vleier van machtigen, de onberispelijke gastheer en de huismus op het hysterische af.

Deze ‘methode van de wisselende waarheden’ is precies de methode die Zweig ook toepaste. Sterker nog, dit denken in ‘bij elkaar horende tegenstellingen’ is een belangrijk onderdeel van zijn kijk op het leven.

In zijn geromantiseerde biografieën brengt hij dit tot uitdrukking door bijvoorbeeld in Erasmus van Rotterdam het ware humanisme (in de persoon van Erasmus) beeldend te beschrijven door het af te zetten tegen het fanatisme van Luther. Voor Zweig waren humanisme en fanatisme twee kanten van dezelfde medaille. Deze benadering kiest hij ook als hij de fanatieke Calvijn plaatst tegenover de humanistische Castellio.

In Joseph Fouché, roman van een gewetenloze, past Zweig deze om voorrang strijdende tegenstellingen opnieuw toe, maar nu binnen één persoon. In het voorwoord  van dit boek schrijft hij:

“Geboren verrader, armzalige intrigant, gladde reptielennatuur, overloper van professie, laaghartige politieziel, erbarmelijke moralist – geen verachtelijk scheldwoord wordt hem bespaard – maar geen van zijn biografen trachtte ernstig zijn karakterloosheid, na te speuren.”

Het één-dimensionaal wegzetten van een mens geeft voor Zweig niet de werkelijkheid weer. Een mens heeft altijd meer en dus wisselende waarheden in zich. Je ziet Zweig zelden personen in zijn boeken of verhalen om hun gedrag veroordelen. Steeds graaft hij naar hun drijfveren en probeert hij de tegenstellingen daarin te begrijpen.

Comments are closed.